Les 2 Inleiding belastingrecht H 1.5 tot en met 1.7

Planning 
- Deze week lezen paragraaf 1.5 tot en met 1.7
- Te maken: Opdrachten 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16 en 17
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
rechtenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning 
- Deze week lezen paragraaf 1.5 tot en met 1.7
- Te maken: Opdrachten 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16 en 17

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
1 . Terugblik afgelopen week
2. Opdrachten bespreken (1.3 en 1.4)
3. Nieuwe lesstof en opdrachten maken. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn belastingen? Ik heb vorige week een beschrijving gegeven met 4 punten. Schrijf de punten op:

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
Aan het einde van de les kan je: 
  • benoemen welke instanties belastingen kunnen heffen
  • het onderscheid begrijpen tussen directe en indirecte belastingen
  • de diverse beginselen benoemen die bij belastingen gelden

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.5 Belastingen enTariefstelsels
Er zijn in principe twee tariefstelsels mogelijk om belasting te heffen: een proportioneel tarief en een progressief tarief. 

Het verschil zit in het percentage belasting dat geheven wordt over een bepaald belastbaar bedrag.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ad proportioneel

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ad progressief

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Politieke visie versus jouw visie:
Ben je het eens dat mensen die meer verdienen ook meer belasting betalen?

Eens
Niet eens

Slide 10 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

In 1980 was er nog een toptarief van 72% in de inkomstenbelasting. Dit jaar is het toptarief 49,5% in de inkomstenbelasting (vanaf EUR 69.398) Vind je dit te hoog of te laag?
49,5% is te laag
49,5% is te hoog

Slide 11 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Een progressief belastingstelsel betekent dat iedereen hetzelfde percentage belasting betaalt.
A
Waar
B
Niet waar
C
Soms waar
D
Klein beetje waar

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een proportioneel belastingstelsel betekent dat men een hoger percentage belasting betaalt als de belastbare som hoger is.
A
Klopt
B
Soms wel
C
Dat weet ik niet
D
Nee hoor

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand met een hoog inkomen in Nederland betaalt over zijn hele inkomen 49,50% inkomstenbelasting.
A
Echt wel, daarom is Max weg
B
Nee, klopt niets van
C
We kennen geen inkomstenbelasting
D
Nee, 45% is maximaal

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Proportioneel belastingtarief
Progressief belastingtarief

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld vlaktaks
Piet en Joop hebben een inkomen van respectievelijk € 10.000 en € 20.000.
Er geldt een vlaktaks van 25%. Dat wil zeggen dat er een proportioneel belastingtarief is van 25%. Het gemiddelde belastingtarief is dan dus voor iedereen 25%.
Ook het marginale tarief (= tarief dat je over je laatstverdiende euro betaalt) is 25%.'

Vraag: Voor wie is vlaktaks voordeliger en voor wie is  vlaktaks nadeliger? 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
Lezen: paragraaf 1.5 en maken opdrachten 10 en 11

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.6 belastingbeginselen
In het belastingrecht speelt een aantal specifieke beginselen een belangrijke rol bij de vraag of er in een bepaald geval belasting wordt geheven en hoeveel.

Het gaat daarbij om de volgende vier beginselen:
1. draagkrachtbeginsel
2. profijtbeginsel
3. beginsel van de minste pijn
4. beginsel van de bevoorrechte verkrijging

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Draagkrachtbeginsel
Draagkrachtbeginsel ‘de sterkste dragen de zwaarste lasten’.
→ mensen met meer inkomsten betalen in verhouding meer.

progressieve belasting → draagkrachtbeginsel

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Profijtbeginsel
Profijtbeginsel
  • Je betaalt als je ergens gebruik van maakt
  • Voorbeeld: wegenbelasting, de kilometerheffing of de hondenbelasting

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beginsel v/d minste pijn
 Als belasting wordt geheven, dan moet dat op een manier die zo min mogelijk nadelig is (pijn doet) voor de belastingplichtige. 

VB: loonbelasting inhouden. Alleen netto salaris wordt ontvangen

Slide 21 - Tekstslide

Bijvoorbeeld: de werkgever houdt de loonbelasting in op het loon van de werknemer. De werknemer ontvangt een nettosalaris op zijn bankrekening. De belasting is dan al via de werkgever betaald. Je kunt dus zeggen dat deze methode voor de werknemer ‘de minste pijn veroorzaakt’. Ook al vindt natuurlijk bijna niemand belasting betalen leuk.
Beginsel van bevoorrechte verkrijgen
Je krijgt een onverwacht financieel voordeel (bijv. erfenis of een schenking) => je verkrijgt iets via een voorrecht. 

Overheid=> voorrecht is verkregen zonder tegenprestatie. Daarom redelijk om belasting te heffen. 

Slide 22 - Tekstslide

Krijgt iemand een onverwacht financieel voordeel, zoals een schenking of erfenis, dan kun je zeggen dat hij iets verkrijgt via een voorrecht, omdat een ander het niet krijgt. Je zegt dan: er is sprake van ‘bevoorrechte verkrijging’. De overheid heft dan belasting, bijvoorbeeld schenkbelasting of erfbelasting. Vanuit het oogpunt van de overheid worden dergelijke belastingen redelijk geacht, omdat het voordeel door de belastingplichtige is verkregen zonder dat er een tegenprestatie van hem tegenover heeft gestaan. Hij krijgt iets zonder dat hij er veel voor hoeft te doen. En dan is het redelijk als hij hiervan wat moet afstaan. Ook de kansspelbelasting valt onder dit beginsel. De winnaar van een prijs bij de loterij heeft dan een bevoorrechte positie ten opzichte van anderen.
SLIDE

Kansspelbelasting valt onder het beginsel?
A
profijtbeginsel
B
Beginsel van de bevoorrechte verkrijging
C
draagkrachtbeginsel
D
beginsel van de minste pijn

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pak het boek erbij en zoek eens een voorbeeld van het profijtbeginsel

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
Lezen: Paragraaf 1.6
Maken: Opdrachten 12, 13 en 14 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Denk nog eens na over hetgeen vorige week behandeld is. Wat weet je nog van de behandelde paragrafen?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1.7 Belastingen: manieren van indelen
Belastingen zijn er in allerlei soorten en maten en met verschillende benamingen. Ze worden geheven door verschillende overheden. Het is mogelijk om de belastingen op verschillende manieren onder te verdelen, ofwel te rubriceren.

De volgende indelingen worden het meest gebruikt:
  • Naar heffende instantie
  • Directe en indirecte belastingen
  • Naar wijze van heffing

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke instantie heft?
  • kijk goed of de belasting plaatsgebonden is oftewel lokaal, want dan int de gemeente deze. 
  • is het dat niet dan is het het Rijk. Dit zijn bovendien ook vrijwel altijd de grote belastingen .
  • én zorg ervoor dat je de belasting kent bij de waterschappen en de provincie, want die hebben er allebei maar 1!  

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke belasting(en) heft het Rijk?
A
Inkomstenbelasting
B
Opcenten
C
Parkeerbelasting
D
Vennootschapsbelasting

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem eens drie belastingen die de gemeente heft

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ad directe en indirecte belastingen

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

directe of indirecte
  • kijk altijd eerst waarover belasting wordt betaald. Is dit over inkomen winst of vermogen, dan altijd directe belasting. Is het niet daarover dán dus een indirecte belasting
  • weet je niet waarover je de belasting betaalt, probeer dan vast te stellen of degene die de belasting betaalt aan de belastingdienst er zelf armer van wordt. Dan is het nl ook altijd een directe belasting. Bereken je de belasting door aan de klant, dan krijg je de belasting dus al van je klant en stuur je dit vervolgens door aan de belastingdienst. Daar wordt je zelf NIET armer van en dan is het een indirecte belasting 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De loonbelasting is een directe belasting. Deze stelling is?
juist
onjuist

Slide 36 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

De omzetbelasting is een indirecte belasting. Deze stelling is?
Juist
Onjuist

Slide 37 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

aangifte- of aanslagbelasting?

We gaan nu de 3e manier om belastingen te onderscheiden, bespreken nl naar wijze van heffing, oftewel aanslag- of  aangiftebelasting

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aanslag of aangiftebelasting?
  • bij de aanslagbelasting gaat het om particulieren die deze belasting moeten betalen. Als particulier weet je namelijk vaak een stuk minder dan een bedrijf en krijg je dus hulp van de belastingdienst doordat ze je in de aanslag aangeven wat je moet betalen
  • bedrijven/werkgevers kunnen dit wel zelf uitrekenen en krijgen dus hulp en dus géén aanslag. Deze door bedrijven/werkgevers te betalen belastingen zijn dan ook een aangiftebelasting   
  • zoek dus altijd eerst uit wie de belasting betaalt, de particulier of het bedrijf/werkgever want dan weet je dus ook of het een aanslag of aangiftebelasting is!
  • 1 uitzondering hierop is de vennootschapsbelasting, want deze doet het bedrijf/werkgever maar is toch een aanslagbelasting.  

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag!
Lezen: 1.7 
Maken: 15 16 en 17

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies