samenvatting theorie belastingrecht

belastingmoraal
Belasting betalen is zoals gezegd niet leuk, maar is dus wel nodig, de bereidheid van burgers om verschuldigde belasting ook daadwerkelijk te (willen) betalen noemen we de: 

belastingmoraal 

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
rechtenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

belastingmoraal
Belasting betalen is zoals gezegd niet leuk, maar is dus wel nodig, de bereidheid van burgers om verschuldigde belasting ook daadwerkelijk te (willen) betalen noemen we de: 

belastingmoraal 

Slide 1 - Tekstslide

Welke reacties mogelijk op belasting?
Welke reacties zijn er nu mogelijk op het het feit dat er belasting moet worden betaald?: 
  • Betalen: soms na aanmaning of dwanginvordering
  • Ontgaan: gunstigste weg, bijv. aftrekposten of eenmanszaak omzetten in BV bij hoge winst, is legaal
  • Ontduiken: is illegaal, fraude, bijv. opvoeren onechte aftrekposten, valse facturen of niet opgeven inkomsten
  • Ontwijken: niet meer roken of drinken (geen accijns) of in België gaan wonen
  • Harder werken: om (tegenvallende) belastingaanslagen te kunnen betalen
  • Minder werken: zodat minder hoge belastingaanslagen worden opgelegd

Slide 2 - Tekstslide

ontduiken-ontgaan-ontwijken
  • eerste vraag is of de situatie legaal of illegaal is. 
  • als het illegaal is, dan is het altijd ontduiken
  • is het legaal, dan is het dus ontgaan of ontwijken
  • als je voor de voordeligste belastingoptie kiest, dan is er sprak van belasting ontgaan.
  • kies je niet voor de voordeligste optie, maar ga je het volledig uit de weg, dan ontwijken   

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Retributie
  • betalingen aan de overheid  
  • waar wél een individueel aanwijsbare tegenprestatie tegenover staat

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

welke instantie
  • kijk goed of de belasting plaatsgebonden is oftewel lokaal, want dan int de gemeente deze. 
  • is het dat niet dan is het het Rijk. Dit zijn bovendien ook vrijwel altijd de grote belastingen .
  • én zorg ervoor dat je de belasting kent bij de waterschappen en de provincie, want die hebben er allebei maar 1!  

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

directe of indirecte
  • kijk altijd eerst waarover belasting wordt betaald. Is dit over inkomen winst of vermogen, dan altijd directe belasting. Is het niet daarover dán dus een indirecte belasting
  •  weet je niet waarover je de belasting betaalt, probeer dan vast te stellen of degene die de belasting betaalt aan de belastingdienst er zelf armer van wordt. Dan is het nl ook altijd een directe belasting. Bereken je de belasting door aan de klant, dan krijg je de belasting dus al van je klant en stuur je dit vervolgens door aan de belastingdienst. Daar wordt je zelf NIET armer van en dan is het een indirecte belasting 

Slide 12 - Tekstslide

aangifte- of aanslagbelasting?

We gaan nu de 3e manier om belastingen te onderscheiden, bespreken nl naar wijze van heffing, oftewel aanslag- of  aangiftebelasting

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

aanslag of aangiftebelasting?
  • bij de aanslagbelasting gaat het om particulieren die deze belasting moeten betalen. Als particulier weet je namelijk vaak een stuk minder dan een bedrijf en krijg je dus hulp van de belastingdienst doordat ze je in de aanslag aangeven wat je moet betalen
  • bedrijven/werkgevers kunnen dit wel zelf uitrekenen en krijgen dus hulp en dus géén aanslag. Deze door bedrijven/werkgevers te betalen belastingen zijn dan ook een aangiftebelasting   
  • zoek dus altijd eerst uit wie de belasting betaalt, de particulier of het bedrijf/werkgever want dan weet je dus ook of het een aanslag of aangiftebelasting is!
  • 1 uitzondering hierop is de vennootschapsbelasting, want deze doet het bedrijf/werkgever maar is toch een aanslagbelasting.  

Slide 16 - Tekstslide

beginselen

We gaan nu kijken naar een 4-tal belastingbeginselen alsook naar het legaliteitsbeginsel 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Bronnen van belastingrecht
  • Algemene wetten: formeel belastingrecht-gaat over de procedure
- begint ook vaak met Algemene....
- Bijv: -Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR)
-Invorderingswet 1990
-Algemene wet bestuursrecht (Awb)
  • Heffingswetten: materieel belastingrecht-gaat over de inhoud
- staat een specifieke belasting in de naam van de wet
- Bijv.: - Wet inkomstenbelasting 2001
-Wet  op de accijnzen
  • Jurisprudentie
  • Verdragen

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Omzetbelasting

  • Wat is omzetbelasting
  • Welke tarieven kent de omzetbelasting

Slide 24 - Tekstslide

Wat is omzetbelasting
  • Bij omzetbelasting wordt er belasting geheven over een activiteit, namelijk over:
- de levering van goederen (vb. bij aankoop van een trui of van fruit in winkel)
- het verrichten van diensten (vb. bij het schilderwerk van de schilder) 
  • Je hebt er dus heel vaak mee te maken!
  • De omzetbelasting kennen we ook als BTW
  • Let op: niet bij alle goederen die je koopt betaal je BTW, denk bv aan accijnsgoederen, die hebben nl hun eigen belasting!

Slide 25 - Tekstslide

Belastingtarief bij omzetbelasting
Bij omzetbelasting bestaan er meerdere tarieven:
  • Btw-tarief 21% - dit is het standaard tarief voor de meeste producten en diensten
  • Btw-tarief 9% -  dit is het verlaagd tarief voor 1e levensbehoefte (al is dit discutabel!) vb zijn : voedingsmiddelen, geneesmiddelen, agrarische producten, maar ook boeken, schoen-, kleding- en fietsenreparatie, personenvervoer en kappersdiensten.
  • Btw-tarief 0% - dit is voor als je zaken doet met het buitenland, bv exportgoederen. 



Slide 26 - Tekstslide

Andere belastingen
Wat betekenen de volgende belastingen:
- Overdrachtsbelasting = belasting bij verkrijging van een onroerende zaak, zoals een huis. De koper betaalt deze dus! 
- Assurantiebelasting = belasting over de premie die je betaalt voor een afgesloten verzekering
- Accijns = belasting op bepaalde goederen mede bedoeld om de aankoop hiervan te ontmoedigen, zoals alcohol, sigaretten, benzine 
- Verbruiksbelasting = belasting op frisdrank, mineraalwater en vruchtensappen

Slide 27 - Tekstslide

gemeentelijke belastingen
Welke gemeentelijke belastingen zijn er:
- onroerendzaakbelasting = belasting over de waarde ve onroerende zaken in een gemeente, bv over een woning
- reinigingsheffing, ook wel afvalstoffenheffing = belasting  voor de afvoer van afval
- rioolheffing = belasting voor het transport en verzameling van rioolwater
hondenbelasting = belasting voor het hebben van een hond ivm hondendrollen!
- precariobelasting = belasting voor het hebben van voorwerpen in op of boven de gemeentegrond
toeristenbelasting = belasting bij verblijf in een andere gemeente
- parkeerbelasting = voorheen was een parkeerbon een boete en dus strafrecht, tegenwoordig een belasting! 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Box 3: inkomen uit sparen en beleggen
  • Vermogen is het (positieve) saldo van bezittingen en schulden (=heffingsgrondslag)
  • Niet het vermogen zelf wordt belast, maar de inkomsten hieruit ofwel vermogens-rendements-heffing, zie het schema hierna!
  • Vast dus proportioneel tarief van 31% over het rendement dat volgt uit de berekening via het schema!

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide