En onze kinderen? Die hebben het verplanten overleefd. Ze krijgen nieuwe worteltjes hier. Maar onze zonen zijn zonnebloemen, en hun zon, die schijnt over ’t water, in Antwerpen. De jongste vindt al die rust hier maar niks. Hun beste vrienden van toen zijn hun beste vrienden gebleven, en ze willen voor hun kop geen West-Vlaams spreken. ‘Ei, ’t es hoed, ééé, hodverdomme, joat, zèh!’, zeggen ze dan tegen elkaar om te lachen met het dialect van hun vader. En zo nemen ze zonder het goed en wel te beseffen, het accent beetje bij beetje over.