In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Feiten, meningen en argumenten
les 1
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Na deze les:
- heb je de theorie over feiten, meningen en argumenten nog eens herhaald.
- je weet wat belangrijk is voor het examen 'leesvaardigheid'.
Slide 2 - Tekstslide
belangrijk voor het examen:
Je moet de mening van de schrijver kunnen onderscheiden van de mening van de deskundige.
Je moet het verschil kunnen zien tussen objectieve en subjectieve argumenten.
Je moet ook je eigen mening kunnen vormen.
Slide 3 - Tekstslide
Teksten waarin een mening voorkomt
Kunnen 2 doelen hebben:
1) meningen laten zien.
2) overtuigen.
Slide 4 - Tekstslide
Feiten en meningen
Feiten en meningen zijn elkaars tegengestelden.
Feiten zijn objectief, feitelijk, onpartijdig
Meningen zijn subjectief en persoonlijk
Slide 5 - Tekstslide
1. Meningen laten zien
De schrijver geeft de mening van één of meer deskundigen, zonder zijn eigen mening te geven.
De lezer kan daarna zelf een mening vormen.
Een tekst die meningen laat zien, is een objectieve tekst.
voorbeelden: artikel in tijdschrift of krant.
Slide 6 - Tekstslide
2. overtuigen
De schrijver geeft zijn een mening en laat zo veel mogelijk argumenten zien die zijn mening ondersteunen. Hij wil de lezer ervan overtuigen dat hij gelijk heeft.
Een tekst die wil overtuigen, is een subjectieve tekst.
voorbeelden: ingezonden brief, recensie, blog
Slide 7 - Tekstslide
argumenten
Argumenten kunnen objectief zijn, of subjectief.
Objectief: Er worden feiten genoemd die de mening ondersteunen. Je kunt controleren of deze feiten kloppen.
Subjectief: Er worden gevoelens of overtuigingen genomen die de mening ondersteunen. Je kunt niet zeggen of ze waar of niet waar zijn, je kunt alleen nagaan of je de argumenten overtuigend vindt.
Slide 8 - Tekstslide
Uit metingen blijkt dat auto's de lucht in de binnenstad ernstig vervuilen met schadelijke stoffen.
A
objectief
B
subjectief
Slide 9 - Quizvraag
Al die geparkeerde auto's in de binnenstad is een lelijk gezicht.
A
objectief
B
subjectief
Slide 10 - Quizvraag
De meeste automobilisten hebben geen belangrijke dingen vind e stad te doen en kunnen net zo goed de fiets nemen.
A
objectief
B
subjectief
Slide 11 - Quizvraag
Er zijn niet genoeg parkeerplaatsen voor alle auto's.