1. Teksten 3 + 4 noemen gezichten. Hoe zien ze eruit?
2. Geluid speelt een belangrijke rol. Welke woorden in de tekst hebben met geluid te maken?
3. Mensen veranderen in de sneeuw. Wat doen zij?
4. Zowel de sneeuw als de stad zijn personnages in deze liederen. Wat 'doen' deze personnages?