In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Ruzies en irritaties
Hoe ga ik ermee om?
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
- Aan het einde van deze les kun je irritaties en conflictsituaties herkennen en heb je strategieën geleerd om deze op een positieve manier aan te pakken.
- Aan het einde van de les begrijp je waarom mensen anders kunnen kijken naar een conflict dan jij.
Slide 2 - Tekstslide
Voordat we aan de slag gaan...
Wees serieus in je antwoorden
Elk serieus antwoord is goed
We gaan anderen niet uitlachen
Slide 3 - Tekstslide
Hoe ziet het gezicht van boosheid eruit?
Teken het hoofd van iemand die boos is.
Werkblad krijg je van docent
timer
5:00
Slide 4 - Tekstslide
Houd de tekeningen omhoog.
Vergelijk de tekeningen.
Herken je het gevoel/ de emotie in de tekening van de ander?
Waaraan herken je boosheid?
Wat zijn de overeenkomsten tussen de tekeningen?
Wat zijn de verschillen?
Slide 5 - Tekstslide
timer
2:00
Waar denk je aan bij ruzie?
Slide 6 - Woordweb
Er komt nu een filmpje aan.
Waar moet ik aan opletten?
- Wat zie je nou eigenlijk?
- Is het herkenbaar wat je ziet? Wat is herkenbaar?
- Wat komt er in je op als je dit ziet?
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Ga in tweetallen in gesprek over wat je hebt gezien.
Probeer antwoord te krijgen op:
Wat heb jij gezien?
Herkennen jullie wat er in de film te zien is? Wat herken je?
Wat vind je hier nou van?
timer
5:00
Slide 9 - Tekstslide
Wie wil er nog wat over kwijt?
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht: In welke situatie kunnen zij zitten?
Slide 11 - Tekstslide
Ik heb 5 vrijwilligers nodig
Slide 12 - Tekstslide
Een ieder dient zich in te leven in één van deze situaties. Zeg niet wat er op je kaartje staat. Vervolgens neemt elke leerling een pose aan wat de situatie uitbeeldt. (Houd ook rekening met mimiek)
Slide 13 - Tekstslide
In welke situatie denk je dat hij/zij zit? Geef een voorbeeld.
Slide 14 - Woordweb
Jouw klasgenoten zitten in één van deze vijf situaties:
Je komt erachter dat de kassajuffrouw je te weinig geld terug heeft gegeven.
Je hebt net gehoord dat je niet uitgenodigd bent voor het feestje van één van je vrienden.
Je hebt net een duw gekregen van een iemand die voorbij liep in de gang.
Jij moet een briefje halen omdat je te laat bent, maar degene die na jou binnenkomt met een zwak excuus hoeft dat niet.
Je krijgt op je kop van je ouders voor iets dat je broertje/zusje heeft gedaan.
Wie beeldt welke situatie uit?
Slide 15 - Tekstslide
Nabespreking
De ene emotie is makkelijker te ‘lezen’ van iemands gezicht dan de andere. Verdriet is vaak een lastige emotie om uit
te beelden. Hoe komt dit? Het is vaak niet zichtbaar voor anderen, we houden het voor onszelf. Dit kan ook
gelden voor angst.
Slide 16 - Tekstslide
Opdracht: M&M's
We hebben twee zakken M&M's voor de klas. Hoe gaan we die verdelen? Probeer er samen uit te komen.
Optie 1: Iedereen neemt een handje
Optie 2: We verloten ze
Schrijf je voorkeur op het werkblad met argumenten erbij waarom. Straks gaan we met elkaar in gesprek hierover.
timer
2:00
Slide 17 - Tekstslide
Spelregels
- Ga open het gesprek in, iemand kan een andere mening hebben dan jij.
- Laat elkaar uitpraten.
- Luister naar elkaar.
- Leef je in: stel vragen om er achter te komen wat het standpunt is van de ander.
timer
5:00
Slide 18 - Tekstslide
Nabespreking
- Wie is er afgehaakt?
- Wie is er geïrriteerd?
- Wie is er boos?
- Snap je het standpunt van de ander?
- Wat zegt dit over jouw rol in de groep?
Mensen hebben verschillende standpunten, dat komt omdat iedereen met zijn eigen bril kijkt.
Om vooruit te komen in een discussie is het belangrijk dat je ook probeert door de bril van de ander te kijken. Als je
dat niet voldoende doet haken mensen af, of worden ze geïrriteerd of boos, of gaan ze zichzelf herhalen.
Slide 19 - Tekstslide
Het doel was om om te leren gaan met verschillende meningen, te begrijpen waarom mensen anders kunnen kijken naar een conflict dan jij, irritaties en conflictsituaties herkennen en strategieën aanleren om deze op een positieve manier aan te pakken. Wat heb je geleerd? Wat neem je mee?