6.4a - Oppervlakte

6.4a - Oppervlakte
Benodigheden
- Werkboek
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

6.4a - Oppervlakte
Benodigheden
- Werkboek
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!

Slide 1 - Tekstslide


Bereken hoe groot is de resultante kracht is.
FL = 60N    FR = 200N

Slide 2 - Open vraag


3,16 hm = ......... dam

Slide 3 - Open vraag


8,48 dm2 = ......... cm2

Slide 4 - Open vraag


Welke vijf stappen moet je ook alweer gebruiken wanneer je een berekening uitvoert met een formule?

Slide 5 - Open vraag

L6 -20 Je kunt het oppervlak van een rechthoek en een cirkel berekenen.
Natuurlijk zijn de leerdoelen ook te vinden in de leerlijst!

Leerdoelen

Slide 6 - Tekstslide

Keuze Meerdere kracht 
(lastig, goed luisteren en mee lezen!)
Stap 1: Ga naar paragraaf 6.4a.
Stap 2: Speel alleen dit
geluidsfragment af, lees mee en bekijk de plaatjes.

Stap 3: Maak de opdracht hierna in LessonUp.
Keuze 1 (zelfstandig)
Keuze 2 (klassikaal)
Stap 1: Doe mee met de uitleg van paragraaf 6.4a. 
Stap 2: Maak samen de opdrachten in LessonUp.

Slide 7 - Tekstslide

Deze les:
Na deze les en huiswerkopgave kun je vertellen in hoeverre je de leerdoelen beheerst.
- inleiding in het onderwerp en uitleg
- samen maken van de voorbeeldvragen
- werkboekvragen maken (huiswerk)

Slide 8 - Tekstslide


Een T-rex en een vrouw op naaldhakken maken een wandeling op het strand. Wie zakt het diepste weg in het zand?
Leg je antwoord uit!

Slide 9 - Open vraag

Hoewel de T-rex veel zwaarder is dan de vrouw met naaldhakken zakt zij toch verder weg in het zand. Dit komt onder andere door een verschil in:
Oppervlakte
Je krijgt het grootste effect als je een grote kracht op een klein oppervlakte laat werken.
Groot oppervlak = kleinere uitwerking
Klein oppervlak = grotere uitwerking

Slide 10 - Tekstslide

Oppervlakte
Als we het over oppervlakte hebben, gaan we het hebben over het gedeelte op het figuur wat we willen bekijken. 

Dus hoeveel past er op het vierkant hiernaast met de zijde 4 cm?

Slide 11 - Tekstslide

Oppervlakte berekenen
Oppervlakte = lengte x breedte
                      A = l x b
A = Oppervlakte
l = lengte 
b = breedte
Rechthoek
Cirkel

Slide 12 - Tekstslide


Voorbeeldopgave 5a:
Bereken de oppervlakte van de rechthoek.

Slide 13 - Open vraag


Voorbeeldopgave 5c:
Bereken de oppervlakte van de rechthoek

Slide 14 - Open vraag

Oppervlaktemaat
Als we gaan werken met de oppervlakte, zullen we de goede maat moeten gebruiken. Omdat de oppervlakte altijd een lengte en een breedte heeft, gebruiken we als oppervlaktemaat altijd de "vierkante" meter/ centimeter/kilometer. (vierkante geven we weer met een kleine 2)

Slide 15 - Tekstslide

Formule voor de oppervlakte
Als we de oppervlakte gaan uitrekenen dan kijken we dus naar de lengte en de breedte. bv: als we het onderstaande vierkant hebben, dan is de lengte 4 cm en de breedte 4 cm. 

De formule voor de oppervlakte is
lengte x breedte = oppervlakte
4 cm x 4 cm = 16 cm2  (tel de blokjes eens...)

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het oppervlakte?

A
13 cm2
B
6,5 cm2
C
12,5 cm2
D
10 cm2

Slide 17 - Quizvraag


Wat is de oppervlakte van deze rechthoek?
A
3,2 cm2
B
32 cm2
C
0,32 dm2
D
32 dm2

Slide 18 - Quizvraag

Oppervlakte van grotere figuren
Bij het figuur hieraast kun je niet zomaar de lengte keer de breedte doen. Dus we moeten het figuur opdelen in 2 delen die we wel kunnen berekenen. Nu is het blauwe gedeelte 5m bij 6m en het oranje gedeelte 3m bij 3,5m. En nu kunnen we gaan rekenen :)

Slide 19 - Tekstslide

Bereken de oppervlakte
A
40,5 m2
B
48 m2
C
36 m2
D
38,75 m2

Slide 20 - Quizvraag


Slide 21 - Open vraag

Oppervlakte berekenen
Oppervlakte = lengte x breedte
                      A = l x b
Oppervlakte = pi x straal x straal
                     A =       x r x r 
π
straal
A = Oppervlakte
l = lengte 
b = breedte
A = Oppervlakte
    = pi (3,14)
r = straal
π
De eenheid van de oppervlakte is afhankelijk van de eenheid van lengte en breedte. Is lengte en breedte in cm dan is de oppervlakte cm2  is de lengte en breedte in m is de oppervlakte m2.
Rechthoek
Cirkel

Slide 22 - Tekstslide


Voorbeeldopgave 5b:
Bereken de oppervlakte van de cirkel.

Slide 23 - Open vraag

Huiswerk
Volgende week maandag
  • Maken en nakijken:
  • §6.4 opdr. 40 t/m 47 

Slide 24 - Tekstslide