Als we gaan werken met de oppervlakte, zullen we de goede maat moeten gebruiken. Omdat de oppervlakte altijd een lengte en een breedte heeft, gebruiken we als oppervlaktemaat altijd de "vierkante" meter/ centimeter/kilometer. (vierkante geven we weer met een kleine 2)
Slide 15 - Tekstslide
Formule voor de oppervlakte
Als we de oppervlakte gaan uitrekenen dan kijken we dus naar de lengte en de breedte. bv: als we het onderstaande vierkant hebben, dan is de lengte 4 cm en de breedte 4 cm.
Bij het figuur hieraast kun je niet zomaar de lengte keer de breedte doen. Dus we moeten het figuur opdelen in 2 delen die we wel kunnen berekenen. Nu is het blauwe gedeelte 5m bij 6m en het oranje gedeelte 3m bij 3,5m. En nu kunnen we gaan rekenen :)
Slide 19 - Tekstslide
Bereken de oppervlakte
A
40,5 m2
B
48 m2
C
36 m2
D
38,75 m2
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Open vraag
Oppervlakte berekenen
Oppervlakte = lengte x breedte
A = l x b
Oppervlakte = pi x straal x straal
A = x r x r
π
straal
A = Oppervlakte
l = lengte
b = breedte
A = Oppervlakte
= pi (3,14)
r = straal
π
De eenheid van de oppervlakte is afhankelijk van de eenheid van lengte en breedte. Is lengte en breedte in cm dan is de oppervlakte cm2 is de lengte en breedte in m is de oppervlakte m2.