4. Persoonlijk voornaamwoord (pvw): verwijzen naar levende wezens of zaken, zonder die verder bij de naam te noemen: ik, jij, hij, zij, hen, hem, etc.
- Ben ik nou zo slim of zijn jullie nou zo dom?
5. Bezittelijke voornaamwoord (bvw): geven aan van wie het bezit is: hun, zijn, jouw, etc.
- jouw fiets, mijn tas, hun auto