34. De leerling kan onder woorden brengen waarom de gereformeerden met de Statenvertaling van de Bijbel kwamen.
35. De leerling kan de belangrijkste verschillen tussen het Rooms-Katholicisme en het Protestantisme van elkaar onderscheiden.
36. De leerling kan aan de hand van verschillende voorbeelden de invloed van het Protestantisme in Nederland toelichten.