Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
klas 1 OOH, 4.4 grammatica,lw, bn, zn, ww
4.4 Grammatica
- lidwoord
- zelfstandig naamwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- werkwoord
1 / 12
volgende
Slide 1:
Tekstslide
In deze les zitten
12 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
4.4 Grammatica
- lidwoord
- zelfstandig naamwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- werkwoord
Slide 1 - Tekstslide
Wat is grammatica?
Slide 2 - Woordweb
Wat kan ik straks?
- In een zin het lidwoord vinden.
- In een zin een zelfstandig naamwoord vinden
- In een zin een bijvoeglijk naamwoord vinden
- In een zin een werkwoord vinden
Slide 3 - Tekstslide
Lidwoorden
Er zijn
drie
lidwoorden:
de
,
het
en
een
. Een lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
Voorbeelden:
de
fiets
het
huis
een
voetbal -> het lidwoord een kan je altijd voor elk zelfstandig naamwoord gebruiken
Slide 4 - Tekstslide
Maak nu zelf een combinatie van lidwoord en zelfstandig naamwoord.
Gebruik elk lidwoord één keer
Slide 5 - Open vraag
Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor:
• mensen: leerlingen, tante
• dieren: hamster, reu
• planten: tulp, eik
• dingen: fietsband, mobieltje
Maar ook voor:
• namen: Enschede, Jorieke
• begrippen: liefde, respect
Slide 6 - Tekstslide
Schrijf nu zelf vier zelfstandige naamwoorden op.
Slide 7 - Open vraag
Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het geeft extra informatie over dat zelfstandig naamwoord.
Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak voor het zelfstandig naamwoord, maar het kan er ook achter staan.
• snel: zijn snelle auto zijn auto is snel
• groene: het groene glas het glas is groen
• Turks: een Turks buurmeisje het buurmeisje is Turks
Slide 8 - Tekstslide
Maak twee korte zinnetjes waarbij je een lidwoord, bijvoeglijk naamwoord en zelfstandig naamwoord gebruikt.
Slide 9 - Open vraag
Werkwoord
Een werkwoord is een doewoord. Het zegt wat iets of iemand doet of
wat er gebeurt.
Werkwoorden zijn bijvoorbeeld: kiezen, staan, moeten, opruimen, hebben.
Deze vorm noemen we het
hele werkwoord
.
Slide 10 - Tekstslide
Schrijf zelf drie werkwoorden op in de vorm van het hele werkwoord.
Slide 11 - Open vraag
Wat kan ik nu?
Ik kan....
- In een zin het lidwoord vinden.
- In een zin een zelfstandig naamwoord vinden
- In een zin een bijvoeglijk naamwoord vinden
- In een zin een werkwoord vinden
Slide 12 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Grammatica woordsoorten 2.7
Mei 2024
- Les met
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
BSR 08/01 2t Grammatica WS 1 Herhaling lj1
22 dagen geleden
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
Grammatica - 4.7 - les 1
Mei 2024
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1
2.7 Grammatica les 1
18 dagen geleden
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 2
Woordsoorten herhaling H1 + 2 nieuw H3
November 2021
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Les 5 - Woordsoorten H2 (bijvoeglijk naamwoord)
Oktober 2023
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naawoord en bijwoord
Mei 2021
- Les met
22 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Taalles
Oktober 2021
- Les met
27 slides
Taal
Basisschool
Groep 8