18 maart herhalen lezen
1 / 46
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Een zin begint met een...
A
hoofdletter
B
uitroepteken
C
kleine letter
Slide 3 - Quizvraag
Langere teksten zijn in te delen in..
A
tussenkopjes en alinea's
B
inleiding, kern en slot
C
hoofdstukken
Slide 4 - Quizvraag
In e bronvermelding kun je lezen...
A
waar een tekst over gaat
B
wat voor soort tekst het is
C
waar een tekst vandaan komt
Slide 5 - Quizvraag
Een zin eindigt met een...
A
punt, vraagteken of uitroepteken
B
komma of een punt
C
punt
Slide 6 - Quizvraag
Een alinea herken je zo:
A
er zit altijd een witregel tussen de aliena's
B
de alinea begint altijd op een niveau regel
C
bij een nieuwe alinea springt te tekst altijd in
Slide 7 - Quizvraag
Door het gebruik van tussenkopjes wordt de tekst...
A
overzichtelijker
B
korter
C
moeilijker
Slide 8 - Quizvraag
Een nieuwsbericht zie je in...
A
in tijdschriften en magazines
B
in kranten, op teletekst en internet
C
op internet
Slide 9 - Quizvraag
Het doel van een nieuwsbericht is...
A
de lezer vermaken
B
de lezer activeren
C
de lezer informeren
Slide 10 - Quizvraag
Het onderwerp van een tekst is waar een tekst over gaat
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Je moet de hele tekst lezen om te weten wat het onderwerp is.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Het onderwerp staat altijd in de titel
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Het onderwerp moet zo kort mogelijk worden omschreven
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quizvraag
Soms staat het onderwerp in de titel
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Kies de juiste doelgroep.
Reclamefolder voor schoolspullen.
Reclamefolder voor schoolspullen.
A
Kleuters
B
Basisschoolkinderen
C
Tieners
D
Volwassenen
Slide 16 - Quizvraag
Kies de juiste doelgroep.
Een poster voor een bingomiddag in het dorpshuis.
Een poster voor een bingomiddag in het dorpshuis.
A
Kleuters
B
Basisschoolkinderen
C
Tieners
D
Volwassenen
Slide 17 - Quizvraag
Kies de juiste doelgroep.
Het boek Dikkie Dik gaat op reis van Jet Boeke.
Het boek Dikkie Dik gaat op reis van Jet Boeke.
A
Kleuters
B
Basisschoolkinderen
C
Tieners
D
Volwassenen
Slide 18 - Quizvraag
Kies de juiste doelgroep.
Het boek Achtste-groepers huilen niet van Jacques Vriens.
Het boek Achtste-groepers huilen niet van Jacques Vriens.
A
Kleuters
B
Basisschoolkinderen
C
Tieners
D
Volwassenen
Slide 19 - Quizvraag
Kies de juiste doelgroep.
Een folder over inentingen bij baby’s en peuters.
Een folder over inentingen bij baby’s en peuters.
A
Kleuters
B
Basisschoolkinderen
C
Tieners
D
Volwassenen
Slide 20 - Quizvraag
Kies het juiste tekstdoel.
Reclamefolder voor schoolspullen.
Reclamefolder voor schoolspullen.
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren
Slide 21 - Quizvraag
Kies het juiste tekstdoel.
Een advertentie in de dorpskrant voor een bingomiddag in het dorpshuis.
Een advertentie in de dorpskrant voor een bingomiddag in het dorpshuis.
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren
Slide 22 - Quizvraag
Kies het juiste tekstdoel.
Het boek Dikkie Dik gaat op reis van Jet Boeke.
Het boek Dikkie Dik gaat op reis van Jet Boeke.
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren
Slide 23 - Quizvraag
Kies het juiste tekstdoel.
Het boek Achtste-groepers huilen niet van Jacques Vriens.
Het boek Achtste-groepers huilen niet van Jacques Vriens.
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren
Slide 24 - Quizvraag
Kies het juiste tekstdoel.
Een folder over inentingen bij baby’s en peuters.
Een folder over inentingen bij baby’s en peuters.
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Video
De hoofdgedachte staat meestal...
A
aan het begin of einde van de tekst
B
in de titel of het midden van de tekst
C
in het midden van de teskt
Slide 27 - Quizvraag
De hoofdgedachte is...
A
waar de tekst over gaat
B
wat in de titel staat
C
wat de schrijver over het onderwerp zegt
Slide 28 - Quizvraag
De hoofdgedachte is altijd...
A
een woord
B
een zin
C
een woord of een zin
Slide 29 - Quizvraag
Een tekst heeft...
A
altijd een hoofdgedacht
B
niet altijd een hoofdgedachte
C
nooit een hoofdgedachte
Slide 30 - Quizvraag
Het onderwerp van de tekst staat...
A
altijd in de hoofdgedachte
B
soms in de hoofdgedachte
C
nooit in de hoofdgedachte
Slide 31 - Quizvraag
De hoofdgedachte...
A
kan ook een vraag zijn
B
is altijd een vraag
C
is nooit een vraag
Slide 32 - Quizvraag
De hoofdgedachte is...
A
een uitgebreide samenvatting
B
een soort minisamenvatting
C
de titel van de tekst
Slide 33 - Quizvraag
Om de hoofdgedachte te vinden...
A
moet je de tekst goed lezen
B
hoef je alleen de inleiding te lezen
C
hoef je alleen de titel te lezen
Slide 34 - Quizvraag
Wat de schrijver over het onderwerp vertelt, is...
A
de titel
B
de inhoud
C
de hoofdgedachte
Slide 35 - Quizvraag
Je moet de tekst helemaal lezen...
A
om de hoofdgedachte te vinden
B
om het onderwerp te vinden
C
om te weten waar het over gaat
Slide 36 - Quizvraag
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
Het onderwerp van deze tekst is...
Slide 40 - Open vraag
Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
Slide 41 - Open vraag
Voor welke doelgroep is de tekst vooral bestemd? Leg je antwoord uit.
Slide 42 - Open vraag
Wat voor soort tekst is dit?
Slide 43 - Open vraag
Welk tekstdoel heeft deze tekst?
Slide 44 - Open vraag
Waar komt de tekst vandaag?
