K2 Lektion 1C

  • Handy zu Hause/Schließfach
  • Setzt euch bitte (ga zitten)
  • Schulsachen auf dem Tisch (Buch, Heft, Laptop)
  • Laptop geschlossen
  • Rucksack auf dem Boden

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  • Handy zu Hause/Schließfach
  • Setzt euch bitte (ga zitten)
  • Schulsachen auf dem Tisch (Buch, Heft, Laptop)
  • Laptop geschlossen
  • Rucksack auf dem Boden

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
- Rückblick & Wiederholung 10
- Grammatik 5
- Aufgaben machen 15
- Kahoot? 10
- evaluieren 5










Slide 2 - Tekstslide

Kapitel 2 : Bern
Bern, Tiere, Natur, Umwelt

Lernziele: 
- ken ik de betekenis van de modale werkwoorden
- kan ik de modale werkwoorden in een invuloefening gebruiken








Slide 3 - Tekstslide

Hausaufgaben

Slide 4 - Tekstslide

Bitte den.....in die Mültonne werfen!
A
Obst
B
Abfall
C
Umwelt
D
Gemüse

Slide 5 - Quizvraag

Die Kinder......die Schokolade.
A
achten auf...
B
verwenden
C
überprüfen
D
verstecken

Slide 6 - Quizvraag

den Müll......
A
überprüfen
B
trennen
C
wegwerfen
D
verstecken

Slide 7 - Quizvraag

Apfel und Bananen sind.....
A
Gemüse
B
sauber
C
Umwelt
D
Obst

Slide 8 - Quizvraag

Verbinde die Modalverben mit der Bedeutung.
kunnen
mogen, toestemming hebben
leuk vinden, lusten, aardig vinden
willen (wens)
möchten
mögen
dürfen
können

Slide 9 - Sleepvraag

Modalverben
dürfen
können
mögen
müssen
sollen
wollen
Darf ich ...?

Kann ich ...?

Ich mag ...

Ich muss ...

Soll ich ...?

Ich will

mag ik
kan ik
ik lust
ik moet
moet ik
ik wil

Slide 10 - Sleepvraag

Modalverben
lusten / houden van
kunnen
moeten (twijfel / wil van een ander)
willen
mogen / toestemming hebben
moeten (noodzaak  / kan niet anders)
mögen
können
sollen
wollen
dürfen
müssen

Slide 11 - Sleepvraag

Modalverben (Wiederholung)
können = kunnen, in staat zijn
müssen = moeten (noodzaak, plicht, onvermijdelijk)
sollen     = moeten (iemand's wil, advies, bewering)
dürfen    = mogen (toestemming hebben)
mögen   = zin hebben, lusten, houden van, iemand 
                   mogen
wollen     = willen, (wens/wil)
wissen     = weten
möchten = zou graag willen


Slide 12 - Tekstslide

müssen und sollen (nieuw)  ( = moeten)

Ich muss ins Krankenhaus.
Jeder muss Müll trennen.
Jeder Mensch muss essen.

Du sollst nach Hause kommen!
Er soll mehr Sport machen.
Soll ich dir helfen?


Unterschied??

Slide 13 - Tekstslide

müssen und sollen

Ich muss ins Krankenhaus.                 noodzaak
Jeder muss Müll trennen.                   plicht
Jeder Mensch muss essen.                 onvermijdelijk

Du sollst nach Hause kommen!       iemand wil dit
Er soll mehr Sport machen.               advies van iemand
Soll ich dir helfen?                                 vragend, zal ik...?


Slide 14 - Tekstslide

Was?
K2 L1 Aufgabe 7,8,9
S. 60/61
Wie?
Im Buch oder online
individuell oder zu zweit
Wie lange?
15 Minuten
Hilfe?
Blatt Modalverben
Fertig?
Aufgabe 11
S. 63
Ergebnis?
viel üben mit Modalverben
(blijven terugkomen!!)
Selbstständig an die Arbeit!

timer
15:00

Slide 15 - Tekstslide

Kahoot!!

Slide 16 - Tekstslide

Was bedeuten die Modalverben?
müssen
sollen
dürfen
können
wollen
wissen
mögen




Slide 17 - Tekstslide

Nächste Stunde
Lektion 2




Check rommel rond je tafel
Blijf op je plaats tot de bel gaat
Stoel aanschuiven
Danke schön !


Slide 18 - Tekstslide

Was?
K2 L1 Aufgabe 1 + 3
S. 56/57
Wie?
Im Buch oder online -
individuell oder zu zweit
Wie lange?
15 min
Hilfe?
Lernbox Lektion 1
S. 100
Fertig?
https://www.schoolplaten.com/wordsearches/vokabeln_kapitel_2_l1_vwo-6260534
Woordzoeker!
Kopieer de link en los online de puzzel op
Ergebnis?
üben mit Vokabeln L1
timer
15:00

Slide 19 - Tekstslide

Arbeitest du lieber im Buch oder mit dem Laptop und warum?

Wie hast du diese Stunde gearbeitet?

Welche neue Vokabeln hast du gelernt?
Mülltonne, Umwelt, Abfall, Obst






Slide 20 - Tekstslide