In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.
Zelfstandige naamwoorden kunnen in het
enkelvoud en in het meervoud staan
enkelvoud = één stoel en één bank
meervoud = twee stoelen en twee banken
Veel zelfstandige naamwoorden hebben meervoud op -en
lamp - lampen
mes - messen
weg - wegen
kaas - kazen
lamp + en = lampen
boer + en = boeren
dans + en = dansen
lot + en = loten
Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,
want je hoort een korte klank
klas + s + en = klassen
bak + k + en = bakken
bed + d + en = bedden
Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,
want je hoort een lange klank
schaar - a + en = scharen
been - e + en = benen
sloot - o + en = sloten
Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v
raaf + f/v + en = raven
brief + f/v + en = brieven
golf + f/v + en = golven
Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z
baas + s/z + en = bazen
huis + s/z + en = huizen
mees + s/z + en = mezen
Bij woorden die eindigen op -ee of -ie maak je langer met -ën of met -"n (let op de plaats van de klemtoon)
fee = feeën
knie = knieën
bacterie = bacteriën
porie = poriën