Quiz 4H - godsdienst/ethiek

Quiz 4H - godsdienst/ethiek
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GodsdienstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Quiz 4H - godsdienst/ethiek

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen normen en waarden?
A
Normen zijn gedragsregels, waarden zijn idealen
B
Normen zijn idealen, waarden zijn gedragsregels
C
Normen en waarden zijn synoniemen
D
Normen zijn persoonlijke voorkeuren, waarden zijn wettelijke verplichtingen

Slide 2 - Quizvraag

Wat maakt een dilemma moreel?
A
Het betreft een keuze tussen goed en kwaad
B
Het betreft een keuze tussen twee even aantrekkelijke opties
C
Het betreft een keuze zonder ethische implicaties
D
Het betreft een keuze gebaseerd op persoonlijke voorkeur

Slide 3 - Quizvraag

Hoe kan empathie bijdragen aan het oplossen van morele dilemma's?
A
Door het negeren van de gevoelens van anderen
B
Door het begrijpen en delen van de gevoelens van anderen
C
Door het opleggen van je eigen waarden aan anderen
D
Door het vermijden van moeilijke keuzes

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het belang van persoonlijke moraal in ethische besluitvorming?
A
Het biedt een kader voor individuele ethische keuzes
B
Het is irrelevant voor ethische besluitvorming
C
Het vervangt wettelijke en maatschappelijke normen
D
Het voorkomt conflicten in groepsbeslissingen

Slide 5 - Quizvraag

Hoe beïnvloedt groepsmoraal individuele beslissingen?
A
Het heeft geen invloed op individuele beslissingen
B
Het dwingt individuen om zich aan groepsnormen te houden
C
Het maakt individuele keuzes gemakkelijker
D
Het vervangt persoonlijke moraal volledig

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een botsing tussen grondrechten in Nederland?
A
Vrijheid van meningsuiting versus bescherming tegen discriminatie
B
Recht op privacy versus recht op onderwijs
C
Vrijheid van godsdienst versus recht op gezondheidszorg
D
Recht op eigendom versus recht op werk

Slide 7 - Quizvraag

Wat houdt artikel 1 van de Nederlandse Grondwet in?
A
Vrijheid van meningsuiting
B
Gelijke behandeling en non-discriminatie
C
Vrijheid van godsdienst
D
Recht op privacy

Slide 8 - Quizvraag

Wat houdt artikel 6 van de Nederlandse Grondwet in?
A
Vrijheid van meningsuiting
B
Gelijke behandeling en non-discriminatie
C
Vrijheid van godsdienst
D
Recht op privacy

Slide 9 - Quizvraag

Wat houdt artikel 7 van de Nederlandse Grondwet in?
A
Vrijheid van meningsuiting
B
Gelijke behandeling en non-discriminatie
C
Vrijheid van godsdienst
D
Recht op privacy

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een belangrijk aspect van het stappenplan voor een moreel dilemma?
A
Het identificeren van de casus
B
Het negeren van de omstandigheden
C
Het vermijden van een ethisch oordeel
D
Het kiezen van de makkelijkste oplossing

Slide 11 - Quizvraag

Welke waarden zijn belangrijk in een moreel dilemma?
A
Economische waarden
B
Persoonlijke voorkeuren
C
Morele en ethische waarden
D
Juridische waarden

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een mogelijke onbedoelde consequentie van een morele keuze?
A
Een onverwacht positief effect
B
Een gepland resultaat
C
Een verwachte uitkomst
D
Een vooraf bepaalde consequentie

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een ethisch oordeel?
A
Een oordeel gebaseerd op persoonlijke voorkeuren
B
Een oordeel gebaseerd op economische voordelen
C
Een oordeel gebaseerd op morele principes en waarden
D
Een oordeel gebaseerd op juridische regels

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het doel van het maken van een afweging in een moreel dilemma?
A
Het vermijden van een keuze
B
Het kiezen van de makkelijkste oplossing
C
Het negeren van de consequenties
D
Het vinden van de meest ethische keuze

Slide 15 - Quizvraag

Wat zijn botsende grondrechten?
A
Grondrechten die elkaar tegenspreken of in conflict komen
B
Grondrechten die altijd samenhangen
C
Grondrechten die nooit in conflict komen
D
Grondrechten die irrelevant zijn

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een belangrijk kenmerk van de Nederlandse moraal?
A
Strikte naleving van economische richtlijnen
B
Respect voor individuele vrijheid en gelijkheid
C
Het vermijden van morele keuzes
D
Het negeren van persoonlijke waarden

Slide 17 - Quizvraag

Welke twee keuzes zijn mogelijk in een moreel dilemma?
A
De juiste en de verkeerde keuze
B
Twee even moreel verantwoorde keuzes
C
Twee even moreel onverantwoorde keuzes
D
De makkelijkste en de moeilijkste keuze

Slide 18 - Quizvraag

Wat zijn de belangrijkste waarden in een ethisch oordeel?
A
Persoonlijke voorkeuren en economische voordelen
B
Morele en ethische waarden
C
Juridische regels en economische richtlijnen
D
Sociale normen en persoonlijke voorkeuren

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een feit en een mening?
A
Een feit is objectief en verifieerbaar, een mening is subjectief en persoonlijk
B
Een feit is subjectief en persoonlijk, een mening is objectief en verifieerbaar
C
Een feit is altijd juist, een mening is altijd onjuist
D
Een feit is altijd onjuist, een mening is altijd juist

Slide 20 - Quizvraag