3AA hfst 1 spelling: Trema, apostrof, accent, cedille

H.1 Spelling

Uitleg spelling

Aan de slag

 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H.1 Spelling

Uitleg spelling

Aan de slag

 

Slide 1 - Tekstslide

Spelling 
Trema's 
Apostrof 
Accenten
Cedille 

Slide 2 - Tekstslide

Bekijk het volgende filmpje

Slide 3 - Tekstslide

0

Slide 4 - Video

Lekker inkomertje, hè?!
Jezelf verstaanbaar maken is nog niet altijd even makkelijk. 
Deze les gaat over spellingtekens die ervoor moeten zorgen dat we woorden beter kunnen lezen en uitspreken. Ze worden dan ook gebuikt om lees- en uitspraakproblemen te voorkomen
Ieder spellingteken wordt op net een andere manier ingezet, dus let goed op!

Slide 5 - Tekstslide

Trema
Uitspraak
     Wel een trema: kopiëren, beëindigen, Azië, ideeën
     Geen trema: gekopieerd, video, buiig

Leenwoorden: fröbelen, conciërge

Let op: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: radio-interview, mee-eten, cd-speler.

Slide 6 - Tekstslide

Apostrof
Als weglatingsteken: ’s avonds, Lars’ scooter, ’s-Hertogenbosch

Uitspraakproblemen: kiwi’s, baby’s, Hanna’s fiets
      Niet bij: cadeaus, cowboys, Annes fiets

Afleidingen en meervouden van afkortingen: cc’en, dvd’tje, pc’s

Verkleinwoorden op -y voorafgegaan door een medeklinker: baby’tje (maar: displaytje).

Slide 7 - Tekstslide

Accenten
1. Accent aigu: logé, decolleté, soirée (geeft klemtoon aan)
      – Dat is volgens mij dé manier om de zaak aan te pakken. 
      – Jort heeft twéé auto’s en geen drie. 

2. Accent grave: barrière, crèche, fin de siècle

3. Accent circonflexe: crêpe, moment suprême


Slide 8 - Tekstslide

Cedille
De cedille onderaan de c (ç) zorgt ervoor dat een c als s klinkt, wanneer die voor een a, o of u staat: Curaçao, garçon, reçu. 

Normaal klinkt de c in die gevallen als k (caravan, cake, curieus).

Slide 9 - Tekstslide

Even oefenen
Bij de volgende quizvragen kunnen meerdere antwoorden juist zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is juist gespeld?
A
Mirjam's broer
B
wc-bril
C
wcbril
D
Mirjams broer

Slide 11 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
De cadeau's voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.
B
De cadeaus voor Lucas's verjaardag liggen op tafel.
C
De cadeaus voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.
D
De kado's voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
hbo'studie
B
hbo-studie
C
HBO'studie
D
HBO-studie

Slide 13 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
cafes
B
cafe's
C
cafés
D
café's

Slide 14 - Quizvraag

Wat is juist gespeld?
A
's Morgen's neemt niemand z'n telefoon op.
B
'S morgens neemt niemand z'n telefoon op.
C
's Morgens neemt niemand zen telefoon op.
D
's Morgens neemt niemand z'n telefoon op.

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag 
3H: Maken opdracht 1, 2, 5, 6, 7 (huiswerk)
3V: Maken opdracht 1, 2, 3 en 7 (huiswerk)



Slide 16 - Tekstslide

Evaluatie

Slide 17 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wanneer je een trema gebruikt

Slide 18 - Open vraag

Noem een voorbeeld van de 3 verschillende accenten die er zijn

Slide 19 - Open vraag

Wanneer gebruik je een apostrof?

Slide 20 - Open vraag