In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Wat is elektriciteit
Benodigheden
- Boek, schrift, laptop
- Pen, potlood, geo
Tassen op de grond
Telefoons in de tas
SPOORBOEKJE:
- Lesdoellen (5 min)
- Inhoud (15 min)
- Zelfstandig werken
(20 min)
- Nakijken (8 min)
- Les afsluiting (2 min)
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen:
- Je kan uitleggen wat een stroomkring is.
- Je kan beschrijven wat stroomsterkte is.
- Je kan een schakelschema tekenen.
- Je kan de stroomsterkte meten met behulp van een amperemeter.
Slide 2 - Tekstslide
Elektrische stroomkring
Elektriciteit stroomt uitsluitend in
een gesloten kring, de stroomkring.
Een stroomkring bestaat minimaal uit:
- Een spanningsbron,
- Een elektrisch apparaat en
- Aansluitdraden (koper)
Uitschakelen: Als je de stroomkring ergens onderbreekt.
Slide 3 - Tekstslide
Een stroomkring bestaat minimaal uit een spanningsbron, een elektrisch apparaat en aansluitdraden. De meeste aansluitdraden zijn van koper, meestal met ander materiaal eromheen. Als je de stroomkring onderbreekt, werkt het apparaat niet meer; het dan is uitgeschakeld. Dat kan met een schakelaar in de stroomkring. Je kunt de stroomkring vóór en ná het apparaat onderbreken.
Slide 4 - Tekstslide
Wat stroomt er eigenlijk?
Elektronen
Deze deeltijes zijn elektrisch gelade deeltjes
die heel klein zijn
Slide 5 - Tekstslide
Voorstelling van stroom
Slide 6 - Tekstslide
Stroomterkte
Stroomsterkte: de grootte van de
stroom in de stroomkring.
De stroomsterkte is overal in de
serie kring evengroot.
Je kan zeggen een klant betaal een energiebedrijf voor het pompen van energie. Ze maken niet zelf stroom.
Slide 7 - Tekstslide
Schakelschema
Voor een stroomkring teken je een overzichtelijke schema: het schakelschema. Voor elk onderdeel gebruik je een symbool.
Slide 8 - Tekstslide
Schakelschema
De symbolen verbind je
met rechte lijnen.
Deze rechte lijnen maak je
met een geodriehoek.
Schakelschemas teken je
met een potlood.
Slide 9 - Tekstslide
Schakelschema van een zaklamp
Slide 10 - Tekstslide
De elektrische stroom gaat altijd van de spanningsbron naar het apparaat.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
In de afvoerdraad is de stroom even groot als in de aanvoerdraad.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Een lampje gaat pas branden als er elektronen door gaan.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Door een isolator kunnen geen elektronen vloeien.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quizvraag
In een afvoerdraad werkt een schakelaar niet, want de elektronen zijn al door het apparaat gegaan.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Maak opgaven 42 t/m 48 (blz. 79)
ALS JE KLAAR BENT: Speel met de simulatie op de volgende dia
timer
15:00
REGELS:
Schrijven in je schrift
Hulp: je boek
Geen overleg
Over ... minuten bespreken we de opgaven
Slide 16 - Tekstslide
https:
Slide 17 - Link
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Samenvatting
Elektriciteit is de vloei van elektronen.
Voor een elektrische stroom zijn een
spanningsbron, en een geslote kring
nodig.
Een stroomkring teken je in een schakelschema.
Een geleider laat een elektrische stroom goed door en een isolator niet.