complexiteit van zorg

Complexiteit van zorg 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Complexiteit van zorg 

Slide 1 - Tekstslide

https://studentalbeda-my.sharepoint.com/:w:/g/personal/ndlan_albeda_nl/EenAdnXeWrhBvY9Csp9GbwMBhPdSkKBeVk_UQ9Q31HfZTA?e=AAzrEQ
Hoe zit je er aan het begin van deze les bij?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het eind van de les kun je vertellen:
  • Hoe complexiteit van zorg wordt bepaald
  • Welke drie niveaus van complexiteit er zijn en
     wat deze betekenen.

  • Wat zijn je eigen leervragen over laagcomplexe en veilige zorg?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al van
'complexiteit van zorg'

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Complexiteit van zorg 
laag - midden en hoog complexe zorg 

Wordt bepaald op:
1 Zorginhoud 
2 Context waarin de zorg plaatsvind 
3 Redeneervaardigheden



Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het belangrijk dat je weet
of het een laag- midden of
hoog-complexe situatie is?

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat maakt een zorgsituatie complex (ingewikkeld) denk je?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

  • stabiliteit van zorg
  • kans op risicovolle situaties
  • comorbiditeit
  • multidisciplinaire samenwerking
  • verpleegtechnische interventies
  • ziekte inzicht
  • gemotiveerdheid 
  • intensieve zorg 
  • beschikbare mantelzorg
  • begeleiding van mantelzorg 
  • communicatie mogelijkheden 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stabiliteit van zorg: Dit verwijst naar hoe voorspelbaar de gezondheidstoestand van een patiënt is. 
Kans op risicovolle situaties: Dit betekent hoe groot de kans is dat er iets gevaarlijks gebeurt, zoals vallen of plotselinge complicaties. Hoe groter het risico, hoe complexer de zorg.

Co-morbiditeit: Dit is wanneer een patiënt twee of meer ziektes of aandoeningen tegelijk heeft. 
Bijvoorbeeld, iemand met diabetes en hartproblemen heeft een complexere zorgbehoefte dan iemand met slechts één ziekte.

Multidisciplinaire samenwerking: Dit betekent dat verschillende zorgprofessionals, zoals artsen, verpleegkundigen, fysiotherapeuten en maatschappelijk werkers, samenwerken om de zorg voor de patiënt te coördineren. Hoe meer betrokken disciplines, hoe complexer de zorg.

Verpleegtechnische interventies: Dit zijn medische handelingen die verpleegkundigen uitvoeren, zoals het toedienen van medicijnen, wondverzorging of het plaatsen van een infuus. Hoe meer van dit soort handelingen nodig zijn, hoe complexer de zorg.

Ziekte-inzicht: Dit verwijst naar hoe goed de patiënt zelf begrijpt wat er aan de hand is met hun gezondheid en hoe zij omgaan met hun ziekte. Een patiënt die weinig ziekte-inzicht heeft, zal vaak meer begeleiding en zorg nodig hebben.
Gemotiveerdheid:  Een patiënt die actief meedoet en gemotiveerd is om te herstellen, heeft vaak minder intensieve zorg nodig dan iemand die minder gemotiveerd is.

Intensieve zorg: Dit betekent hoeveel zorg een patiënt nodig heeft. hoe intensiever de zorg, hoe complexer de zorgplanning en uitvoering.

Beschikbare mantelzorg: Dit verwijst naar de hulp van familie of vrienden die de patiënt ondersteunen. Als er veel mantelzorg beschikbaar is, kan de professionele zorg minder intensief zijn. 

Communicatiemogelijkheden: Dit gaat over hoe goed de patiënt kan communiceren met zorgverleners. Als iemand moeite heeft met communiceren, bijvoorbeeld door een taalbarrière of door een ziekte zoals afasie, maakt dat de zorg ingewikkelder

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een boze patiënt met gevaarlijke familie maakt de situatie...
A
laagcomplex
B
middencomplex
C
hoogcomplex

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Piet is 5 jaar en kan jou niet goed vertellen over zijn klachten, zijn situatie is daardoor...
A
laagcomplex
B
middencomplex
C
hoogcomplex

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je moet een maagsonde in gaan brengen, deze situatie is..
A
laagcomplex
B
middencomplex
C
hoogcomplex

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Context van zorg

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Context van zorg
1. De dienst voorspelbaar verloopt.
2. De hoeveelheid personeel past bij de zorgvraag van de patiënten op de afdeling.
3. De kwaliteit (opleidingsniveau en ervaring) van het personeel past bij de zorgvraag van de patiënten op de afdeling.
4. De samenwerking en band met collega’s en leidinggevende goed is.
5. Andere disciplines en ondersteunende diensten bereikbaar zijn.
6. Protocollen, voorschriften en afspraken aanwezig en duidelijk zijn.
7. Benodigde materialen aanwezig zijn.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekort aan materialen maakt een situatie...
A
laagcomplex
B
middencomplex
C
hoogcomplex

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie er aan het bed staat heeft invloed op complexiteit van zorg
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Redeneervaardigheden

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb jij onthouden?
Een situatie wordt complex wanneer....

Slide 19 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Neem 15 minuten de tijd om in tweetallen een cliëntsituatie van stage te beoordelen op complexiteit met het document in It's Learning. Neem van jullie allebei ten minste één situatie.

We bespreken dit klassikaal.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies