der die das

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

DER       DIE     DAS
DOEL VAN DEZE LES:

Je kan het geslacht van zelfstandige naamwoorden bepalen

Slide 2 - Tekstslide

Weet je de regeltjes nog?
Probeer de zinnen op de volgende slide af te maken (der, die of das?)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wist je alles?
Controleer op de volgende slide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

der, die of das?
1. Kijk naar het plaatje en zeg hardop of het der die of das is?
2. Zeg ook waarom het der die of das is
3. Controleer jouw antwoord op slide daarna.

Slide 7 - Tekstslide

Lehrer

Slide 8 - Tekstslide

der Lehrer
Waarom?

Het is een mannelijke persoon

Het kan ook die Lehrer zijn als het meervoud is 

Slide 9 - Tekstslide

Lehrerin

Slide 10 - Tekstslide

die Lehrerin
Waarom?

Het is een vrouwelijke persoon

Slide 11 - Tekstslide

Schule

Slide 12 - Tekstslide

die Schule
Waarom?

Bij de meeste woorden die eindigen op  -e, gebruik je die

Slide 13 - Tekstslide

Buch

Slide 14 - Tekstslide

das Buch
Waarom?

De meeste het-woorden zijn das in het Duits

Slide 15 - Tekstslide

Kinder

Slide 16 - Tekstslide

die Kinder
Waarom?

Bij het meervoud gebruik je altijd die

Slide 17 - Tekstslide

Ken je de regels nu?
Dan is het tijd voor een klein Quizje...


Als je er nog niet zo zeker van bent, kan je nog de filmpjes op de volgend slides bekijken

Slide 18 - Tekstslide

0

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Slide 21 - Tekstslide

Weet jij het nog? 
Sleep naar de juiste plek!
mannelijk [m]
onzijdig [o] / het
meervoud [mv]
vrouwelijk [v]
der
die
das
die

Slide 22 - Sleepvraag

der, die oder das?

Oma
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quizvraag

der, die oder das?

Tisch
A
die
B
der
C
das

Slide 24 - Quizvraag

der, die oder das?

Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quizvraag

der, die oder das?

Junge
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quizvraag

der, die oder das?

Eltern
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quizvraag

der, die oder das?

Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quizvraag

der, die oder das?

Lampe
A
der
B
die
C
das

Slide 29 - Quizvraag

Der, die oder das?

Haus
A
der
B
die
C
das

Slide 30 - Quizvraag

der, die oder das?

Kuh
A
der
B
die
C
das

Slide 31 - Quizvraag

der, die oder das?

Banane
A
der
B
die
C
das

Slide 32 - Quizvraag

der, die oder das?

Brötchen
A
der
B
die
C
das

Slide 33 - Quizvraag

der, die oder das?

Sommer
A
der
B
die
C
das

Slide 34 - Quizvraag

der, die oder das?

Katze
A
der
B
die
C
das

Slide 35 - Quizvraag

der, die oder das?

Königin Maxima

A
der
B
die
C
das

Slide 36 - Quizvraag

Doel bereikt? Kan je het geslacht van zelfstandige naamwoorden bepalen?
(Alle antwoorden zijn goed!)
A
Ja !
B
Nee! Ik snap er echt niets van.
C
Ja, ik snap het, maar moet nog oefenen

Slide 37 - Quizvraag

...und das war es dann auch schon wieder.

Slide 38 - Tekstslide