examentraining evolutie

Examentraining evolutie
- In Lesson-Up
- Binas pakken
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Examentraining evolutie
- In Lesson-Up
- Binas pakken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soortvorming d.m.v. natuurlijke selectie. Zet de zinnen in de juiste volgorde
Er bestaat variatie in genotype en fenotype binnen een populatie
De voordelige fenotypen worden dus doorgegeven
Een mutatie leidt tot een verandering in fenotype dat voordelig uitkomt in de omgeving
Door voortplanting, mutaties en recombinatie kunnen nieuwe genotypen ontstaan
De mutant overleeft door zijn aanpassing beter en krijgt meer nakomelingen 
Als er genoeg verschillen in genotype en fenotype zijn ontstaan kan dat leiden tot een nieuwe soortvorming

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Evolutie is niets anders dan een opeenstapeling van toevallige mutaties in het DNA die voordelig zijn voor de fitness van een individu
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Riedeltje ontstaan nieuwe soort
1. Genetische variatie (door mutatie of recombinatie)
2. Natuurlijke selectie
3. Reproductieve isolatie (overleving & voortplanten)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

allopatrische soortvorming
Allopatrische soortvorming
  • geografische isolatie
  • verschil in selectiedruk in beide nieuwe omgevingen
  • selectie op verschillende eigenschappen
  • na verloop van tijd: populaties kunnen niet meer onderling voortplanten

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

sympatrisch: in zelfde gebied

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hoe dan?
reproductieve isolatie door bv:

seksuele selectie

gedrag: communicatie, voedselvoorkeur, legvoorkeur

Slide 8 - Tekstslide

Vrouwtjes geven voorkeur voor bepaalde kleur door aan hun dochters

Seksuele selectie en natuurlijke selectie botsen wel eens; een eigenschap levert wel meer paring op maar verlaagt de overleving 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


In de afbeelding zie je de ingraafdiepte van 3 prooien van de kanoet (vogel). Onderzoekers verwachten dat de snavel van deze soort in de komende decennia langer zal worden. Leg dit uit aan de hand van de evolutietheorie.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Genetic drift
Flessenhalseffect: Een groot deel van de populatie sterft uit door een invloed van het milieu zoals een natuur ramp

Foundereffect: Een klein deel van de populatie vestigt zich in een nieuw gebied (migratie)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genetic drift
Genetic drift is een grote verschuiving van de allelfrequentie binnen een populatie.

Dit kan zowel veroorzaakt worden door het flessenhalseffect als het foundereffect. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gene flow
Soort: de grootste verzameling van populaties waartussen gene flow plaatsvindt of kan plaatsvinden

Populatie: een groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leven en zich onderling voortplanten

Gene flow: het verschijnsel dat tussen twee populaties van dezelfde soort uitwisseling van genen plaatsvindt
Functie van ecoduct

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mutaties
  • Een mutatie = een verandering van het DNA, hierdoor ontstaat genetische variatie
  • Mutant: mutatie komt tot uiting in fenotype

  • Is een mutatie nuttig => mutatie blijft
  • Is een mutatie niet nuttig => dier heeft een kleinere kans om te overleven dus kan de mutatie niet doorgeven


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verklaar dat dit nog niet betekent dat de Yangtze-variant een aparte soort is

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Emergente eigenschappen
Als op een hoger organisatie niveau een nieuwe eigenschap ontstaat die er op het lagere niveau niet is; dan noem je dat een emergente eigenschap. 

Emergente eigenschappen ontstaan doordat er meerdere elementen samen moeten werken om deze eigenschap te bereiken.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van emergentie
Kunnen lopen  is een emergente eigenschap die ontstaat op het organisatieniveau 'organisme'.

Geboortecijfer is een emergente eigenschap die ontstaat op het organisatieniveau 'populatie'.


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg in drie stappen uit dat, door veranderingen in het DNA, in deze nieuwe leefomgeving een populatie van superkreeften kon ontstaan waarvan de eigenschappen afwijken van die van de oorspronkelijke migranten uit de Atlantische Oceaan.

Typ je antwoord in word en kopieer deze zo dadelijk in de slide

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg in drie stappen uit dat, door veranderingen in het DNA, in deze nieuwe leefomgeving een populatie van superkreeften kon ontstaan waarvan de eigenschappen afwijken van die van de oorspronkelijke migranten uit de Atlantische Oceaan.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Oud-examenvraag
antwoord 
Leg in drie stappen uit dat, door veranderingen in het DNA, in deze nieuwe leefomgeving een populatie van superkreeften kon ontstaan waarvan de eigenschappen afwijken van die van de oorspronkelijke migranten uit de Atlantische Oceaan.


Uit het antwoord moet blijken dat
- binnen de populatie door mutatie nieuwe varianten ontstaan/varianten aanwezig zijn (1p)
- er selectie plaatsvindt / de aangepaste individuen overleven (1p)
 - de (best) aangepaste individuen de eigenschappen doorgeven (1p)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo'n twintig procent van de teken in Nederland is geïnfecteerd met de borrelia-bacteri (Borrelia burgdorferi) en kan deze bacterie overbrengen op mensen. De bacterie is de veroorzaker van de ziekte van Lyme. Mensen met deze ziekte hebben vaak last van vermoeidheid en gewrichtsproblemen. Als een arts de ziekte van Lyme vaststelt bij een patiënt schrijft de arts een antibioticum voor. Artsen zijn echter terughoudend in het voorschrijven van antibiotica. Door veelvuldig gebruik van antibiotica kunnen namelijk resistente bacteristammen ontstaan.
Beredeneer hoe door het gebruik van een antibioticum een resistente bacteriestam kan ontstaan.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een zoogdier het water inloopt, veroorzaakt dit trillingen die door bloedzuigers waargenomen worden. Ze zwemmen vervolgens razendsnel op hun doel af, zuigen zich vast met hun zuignap en maken met hun scherpe tandjes een wondje. In het speeksel van de bloedzuiger zit een stof die de plaats van de bijtwond verdooft, en een stof die bloedstolling remt (hirudine). De bloedzuiger kan daardoor in dertig minuten zoveel bloed opzuigen, dat zijn gewicht vertienvoudigt. Daarna laat hij los. Het produceren van de verdovende stof is gedurende de evolutie ontstaan. Leg uit dat de productie van de verdovende stof selectievoordeel opleverde voor de bloedzuigers die deze eigenschap hadden.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Basiskennisvragen 17.5

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies