3.6 - Speciale manieren van overerven

Thema 3 Genetica
Basisstof 6 Speciale manieren van overerven
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 3 Genetica
Basisstof 6 Speciale manieren van overerven

Slide 1 - Tekstslide

De ziekte van Duchenne (een ernstige spierziekte) wordt bepaald door een recessief gen op het X-chromosoom. Een man en vrouw zonder de ziekte krijgen een zoon met de ziekte. Hoe groot is de kans dat hun tweede kind, een dochter, draagster is van het allel voor de ziekte?
timer
3:00

Slide 2 - Open vraag

X-chromosmale overerving
Hoe groot is de kans dat hun tweede kind, een dochter, draagster is van het allel voor de ziekte? 
  • P(arents):                     XAXa          x       XAY
  • Geslachtscellen:   XA of   X     x    XA of Y
  • F1:

       50% kans ----->




XA
Y
XA
XAXA
XAY
Xa
XAXa
XaY

Slide 3 - Tekstslide

Tot nu toe gehad...
  • Monohybride: Aa x Aa

  • Intermediair/codominant: IRIR x IWIW = IRIW
  • X-chromosomaal: XAXa x XAY

Slide 4 - Tekstslide

Uit de resultaten van één bepaalde kruising is met zekerheid af te leiden, dat het gen voor korte haren dominant is.

Welke kruising is dit?
A
kruising 1 x 2
B
kruising 3 x 4
C
kruising 5 x 6

Slide 5 - Quizvraag

Bij een runderras is de vachtkleur rood of wit of rood-wit gevlekt. De vachtkleur is een erfelijke eigenschap.
Als een homozygoot rood rund wordt gekruist met een homozygoot wit rund zijn alle nakomelingen rood-wit gevlekt. Het fenotype van deze nakomelingen wordt intermediair genoemd.
Twee rood-wit gevlekte runderen worden met elkaar gekruist. Hoe groot is de kans op een witte nakomeling bij deze kruising?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 6 - Quizvraag

Aan de slag!
Wat?
Basisstof 4: Maak opdracht 41, 42, 43, 44, 46. 47, 49
Hulp nodig?
Meer hulp nodig?
Lees basisstof 4
Steek je vinger omhoog
Klaar?
Maak een begrippenlijst van basisstof 5
Aan de slag!
timer
20:00

Slide 7 - Tekstslide

LEERDOEL BS5 SPECIALE MANIEREN VAN OVERERVEN
  • Je kunt een kruisingsschema opstellen voor onafhankelijke overerving van multipele allelen, letale factoren en gekoppelde genen en hieruit of uit stambomen de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden.
  • Je kunt het overervingspatroon uitleggen bij mitochondriale overerving.
  • Je kunt uitleggen hoe bij geslachtelijke voortplanting voortplantingscellen met een unieke combinatie van genen ontstaan door recombinatie van chromosomen en crossing-over.

Slide 8 - Tekstslide

Multipele allelen
Drie allelen (IA, IB en i) combineren tot 4 bloedgroepen: 
Bloedgroep A:      IAIA of IA
Bloedgroep B:      IBIB of IB
Bloedgroep AB:   IAIB
Bloedgroep 0:      ii 

Slide 9 - Tekstslide

Multipele allelen (voorbeeld: bloedgroepen)
Er zijn meer dan 2 allelen voor 1 eigenschap. 
Bijvoorbeeld bij bloedgroep: 3 allelen (IA, IB en i) 

Slide 10 - Tekstslide

Een vrouw met bloedgroep 0 krijgt een kind met een man met bloedgroep AB. Hoe groot is de kans dat het kind bloedgroep A heeft?
timer
3:00

Slide 11 - Open vraag

Letale allelen
Een allel zorgt ervoor dat een organisme niet levensvatbaar is wanneer het homozygoot (twee maal) aanwezig is. 

Voorbeeld: q is een letaal allel bij muizen. Je kruist twee heterozygote muizen (Qq). 
25% van die nakomelingen heeft genotype qq: die zijn dus niet levensvatbaar. 
Van de overige muizen is 2/3 (66,7%) Qq en 1/3 (33,3%) QQ. 

Slide 12 - Tekstslide

Letale factor 
= allel dat in homozygote toestand geen levensvatbare cel of individu oplevert

Als beide ouders dezelfde letale factor bezitten, wordt een deel van de F1  niet geboren.
LET OP: andere verhoudingen 2:1  i.p.v.  3:1

Slide 13 - Tekstslide

r is een letaal allel bij cavia's. Je kruist cavia Rr met cavia Rr. Hoeveel % van de levend geboren jongen heeft genotype Rr?
timer
3:00

Slide 14 - Open vraag

Mitochondriën
Heeft eigen Mitochondriaal DNA
Krijg je van je moeder

Slide 15 - Tekstslide

Mitochondriaal DNA

Slide 16 - Tekstslide

Mitochondriaal DNA
  • Mitochondriaal DNA erft over via eicellen 
  • Zaadcellen verliezen mitochondria bij bevruchting

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Crossing-over
BiNaS tabel 76B).

Slide 19 - Tekstslide

Crossing over
Aan het begin van meiose I (in de metafase) liggen homologe chromosomen bij elkaar, dan kan crossing over plaatsvinden
CROSSING OVER = het uitwisselen van afgebroken chromosoomdelen
kan in een chromosoom op elke willekeurige plaats optreden. 
GEVOLG:
  • 1 chromosoom kan daardoor allelen van twee verschillende ouders bevatten, zo ontstaan nieuwe haplotypen. 
  •  = recombinatie
  • een grotere verscheidenheid aan genotypen binnen een populatie ontstaat.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Alle nakomelingen
 in de F1 zijn:        

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht: Gekoppelde dihybride kruising
Onderzoekers ontdekten dat geen van beren in de F2 een gekrulde bruine vacht hadden of een gladde zwarte vacht. Daarom denken ze dat er sprake is van gekoppelde overerving.

Maak een kruisingsschema, ga er nu van uit dat de allelen gekoppeld zijn. De kruising begint als volgt:
P:     


Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Twee konijnen met lang haar en rechtopstaande oren die beide heterozygoot zijn voor deze eigenschappen planten zich voort. De genen voor deze eigenschappen liggen op hetzelfde chromosoom. Hoeveel procent van de nakomelingen zal kort haar en flaporen hebben?
timer
5:00

Slide 30 - Open vraag

54
WAT
* lezen 3.6 maken opdr. 54-61
** testjezelf 3.5 + 3.6
** groene context opg. 62+63
** groene context opg. 52+53
*** examenopgaven T3

HOE
individueel
in stilte


HULP NODIG
  1. kijk in de tekst in je basisstof
  2. schrijf je vraag op, vraag na afloop of tijdens een R-les aan je docent
  3. vinger omhoog zodra docent langs je tafeltje loopt
actie - IN STILTE

Slide 31 - Tekstslide

Bij pronkerwten zijn de allelen P en L gekoppeld. 

P = paarse bloemkleur en is dominant over rode bloemen.


Bij stuifmeelkorrels blijken twee vormen voor te komen: 

L = langwerpige stuifmeelkorrels
l = ronde stuifmeelkorrels

Een plant met rode bloemen en rond stuifmeel wordt gekruist met
een ouder die heterozygoot is voor beide eigenschappen:
Wat zijn de verhoudingen van de fenotypes in de F1-generatie?
A
0/100
B
25/75
C
50/50
D
20/80

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Wat is de kruising tussen Monique en Kees?
A
AA x Aa
B
Aa x Aa
C
AA x aa

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Video