grammatica: lijdend voorwerp

Lesdoel
Aan het eind van deze les kun je de persoonsvorm, het onderwerp en het lijdend voorwerp in een zin aanwijzen.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel
Aan het eind van deze les kun je de persoonsvorm, het onderwerp en het lijdend voorwerp in een zin aanwijzen.

Slide 1 - Tekstslide

De persoonsvorm
De persoonsvorm vind je door:
  • het getal van de zin aan te passen;
  • de zin in een andere tijd te zetten.

Voorbeeld: Patrick loopt naar huis.
  • Patrick en Mieke lopen naar huis. 
  • Patrick liep naar huis.

Slide 2 - Tekstslide

Zet de volgende zin in een andere tijd.
Jos rijdt op zijn motorfiets naar het werk.

Slide 3 - Open vraag

Verander de volgende zin van getal.
Sandra koopt bloemen op de markt.
timer
1:00

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Video

Wat is het onderwerp?

De brugklas leert het onderwerp vinden.
A
De brugklas
B
leert
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Mevrouw Kars legt het onderwerp uit.
A
Mevrouw Kars
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Wat is het lijdend voorwerp?

Nina heeft Marieke bloemen gegeven.
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Henk doet Willem de groeten.
A
Geen lijdend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 10 - Quizvraag

Samengevat
Persoonvorm (pv) = getal veranderen of in andere tijd zetten
Onderwerp (ond) = wie of wat + persoonsvorm + rest van de zin
Lijdend voorwerp (lv) = wie of wat + persoonsvorm + onderwerp + rest van de zin

Sandra geeft Patrick een mooie bos bloemen.

pv = geeft (Sandra gaf Patrick een mooie bos bloemen.)
ond = Sandra (Wie of wat geeft Patrick een mooie bos bloemen?)
lv = een mooie bos bloemen (Wie of wat geeft Sandra Patrick?)

Slide 11 - Tekstslide

Sleep de woorden uit de zin naar het juiste zinsdeel.
Onderwerp
persoonsvorm
lijdend voorwerp
Joni en Sander
hebben
twee kinderen.

Slide 12 - Sleepvraag

gisteren
gegeten.
Sleep de woorden uit de zin naar het juiste zinsdeel.
Onderwerp
persoonsvorm
lijdend voorwerp
Wilco en Patrick
hebben
een kippetje

Slide 13 - Sleepvraag

die
wel.
Sleep de woorden uit de zin naar het juiste zinsdeel.
Onderwerp
persoonsvorm
lijdend voorwerp
Een frikandel
lust
ik

Slide 14 - Sleepvraag

Zelfstandig aan het werk
Ga oefenen met deze lesstof. Je docent vertelt je hoe.

Slide 15 - Tekstslide

Deze les
Heb je geleerd wat de persoonsvorm, het onderwerp en
het lijdend voorwerp zijn en hoe je die in een zin kunt vinden.


Slide 16 - Tekstslide