Breuken

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

         Fase 2                                                        

Fase 2.2 A

weekritme 2 blok 2

Domein: 

Rekenen

Breuken les 1

 

​5​​3​​

Breuken

1/2 deel

3/8 deel

5/6 deel

1/4 deel

Breuken bestaan uit...

1. Boven en onder
2. Teller en noemer
3. Naam en achternaam
4. Vier cijfers

​5​​3​​

Het getal 4 is de ... van de breuk.

​5​​4​​

1. Teller
2. Noemer

Het getal 4 is de ... van de breuk.

​4​​3​​

1. Teller
2. Noemer

Het getal 2 is de ... van de breuk.

​2​​1​​

1. Teller
2. Noemer

Het getal 15 is de ... van de breuk.

​15​​7​​

1. Teller
2. Noemer

Van groot naar klein

Als je goed kijkt zie je dat 1/2e groter

is dan 1/4e. Dat werkt dus andersom.

Als je honger hebt, heb je liever

1/2e van de pizza dan 1/4e.......

is groter dan

1. waar
2. niet waar

is groter dan

1. waar
2. niet waar

is groter dan

1. waar
2. niet waar

Alleen de teller wordt bij elkaar opgeteld.

​5​​2​​+​5​​1​​=​5​​3​​

De noemers zijn gelijk, namelijk 5. 

Hier verandert niks aan.

Pizza eten

Stel je hebt een pizza verdeeld in 4 stukken.

Je eet 1 van de 4 op.

Maar....je hebt nog honger en je eet nog 2 van de 4 stukken op. Dan heb je dus 3 van de 4 stukken op!!!!!

Kijk maar naar het plaatje. De noemer blijft hetzelfde!!

​4​​2​​+​4​​1​​=

​6​​3​​+​6​​2​​=

​20​​12​​+​20​​4​​=

​8​​2​​+​8​​2​​=

​4​​3​​

​6​​5​​

​20​​16​​

​8​​4​​

​8​​3​​

​40​​16​​

​16​​4​​

​12​​5​​

​12​​3​​

​10​​8​​−​10​​2​​=

​20​​15​​−​20​​9​​=

​12​​9​​−​12​​2​​=

​16​​14​​−​16​​6​​=

​10​​6​​

​20​​6​​

​12​​7​​

​16​​8​​

​10​​7​​

​16​​4​​

6

7

8

Andere namen die hetzelfde betekenen..

Andere namen die hetzelfde betekenen...

Als er staat dat een spijkerbroek 50%
korting heeft is dat hetzelfde las

1. een vierde
2. een tweede
3. een tiende
4. een vijfde

van de taart is voor jou.
Hoe kun je dat ook zeggen?

1. de helft
2. een tiende
3. een hele
4. een kwart

1 op de 4 jongens loopt graag op sportschoenen
Er zijn in totaal 100 schoenen verkocht. Hoeveel waren hiervan sportschoenen?

1. 50
2. 25
3. 75
4. 100

1 op de 5 jongens loopt graag op sportschoenen
Er zijn in totaal 100 schoenen verkocht. Hoeveel waren hiervan sportschoenen?

1. 20%
2. 40%
3. 70%
4. 100%

Bianca zegt: van de 30 klasgenoten zijn er 5 gezakt.
Wat is de verhouding?

1. 5:30
2. 1:10
3. 1:6
4. 1:5

1:10 is hetzelfde als 0,1

1. Waar
2. Niet waar

3 op de 10 mensen drinkt graag witte wijn, dit is:

1. 10%
2. 30%
3. 25%
4. 75%

Opdracht

Verzamel artikelen op het internet waarin je verhoudingen en breuken tegenkomt. Maak een collage in word waarin je de overeenkomst tussen verhoudingen en breuken duidelijk laat zien.