5.2 - ademhaling in- en uitademen

8.2 Je ademt
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

8.2 Je ademt

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik vorige les
  • Welke soorten orgaanstelsels zijn er?
  • Ademhalingsstelsel
  • Verteringsstelsel
  • Zenuwstelsel
  • Uitscheidingsstelsel
  • Bloedvatenstelsel

Slide 2 - Tekstslide

wordt ver-voerd naar de cellen
daardoor kun je bewegen

longen: inademen

longen: uitademen

spierstelsel

verteringsstelsel
huid/longen/nieren

bloedvatenstelsel

Slide 3 - Sleepvraag

Hoe komen spieren aan energie?
  • Verbranding is het stukgaan van glucose met behulp van zuurstof. 
Hoe werkt verbranding:
  1. Glucose en zuurstof gaan uit het bloed de spiercel in.
  2. In de spiercel gaat glucose stuk met behulp van zuurstof. De energie uit glucose komt vrij.
  3. Er ontstaan twee afvalstoffen:                                                                               koolstofdioxide en bloed. Deze                                                                                    afvalstoffen gaan naar het bloed.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe komen je spieren aan energie?

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert hoe je ademhaalt en hoe zuurstof in je bloed komt;
  • Waarom je door je neus moet ademhalen;
  •  Hoe je ademhaling wordt geregeld.

Slide 6 - Tekstslide

Twee soorten ademhaling
  • Ribademhaling of borstademhaling: het bewegen van je ribben om te ademen.
  • Middenrifademhaling of buikademhaling: het bewegen van je middenrif om te ademen.

Ze gebeuren meestal tegelijk

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Inademen
  1. Tussenribspieren en middenrifspieren trekken samen.
  2. Ribben kantelen omhoog en het middenrif wordt plat. 
  3. Borstholte en je longen worden groter. 
  4. Lucht in je longen krijgt meer ruimte, daardoor neemt de luchtdruk in je longen af. 
  5. Lucht stroomt vanzelf naar binnen: je ademt in. 

Slide 9 - Tekstslide

Uitademen
  1. Tussenribspieren en middenrifspieren ontspannen.
  2. Ribben zakken naar beneden. Het middenrif wordt bol.
  3. Borstholte en longen worden kleiner.
  4. Lucht in je longen krijgt minder ruimte, luchtdruk neemt toe.
  5. Lucht stroomt naar buiten: je ademt uit. 

Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

Zet de stappen van inademen in de goede volgorde
Lucht stroomt je longen in
Je borstholte en longen worden groter
Tussenribspieren en middenrifspieren trekken samen
Luchtdruk in je longen neemt af
Ribben kantelen omhoog en middenrif wordt plat

Slide 12 - Sleepvraag

Zet de stappen van uitademen in de goede volgorde
Je borstholte en longen worden kleiner
Lucht stroomt naar buiten
Tussenribspieren en middenrifspieren ontspannen
Luchtdruk in je longen neemt toe
Ribben zakken naar beneden en middenrif wordt bol

Slide 13 - Sleepvraag

Het ademhalingsstelsel

Slide 14 - Tekstslide

De luchtpijp vertakt zich in
A
bronchiën
B
longblaasjes
C
luchtpijpvaten
D
luchtpijptakjes

Slide 15 - Quizvraag

0

Slide 16 - Video

Gaswisseling
Waar komt zuurstof in het bloed ?

Slide 17 - Tekstslide

Gaswisseling
De uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide 
Verloopt snel door: 
  • Groot oppervlak van longblaasjes
  • Wand van longblaasjes heel dun
  • Haarvaten rond longblaasjes 
hebben dunne wand

Slide 18 - Tekstslide

Leg in eigen woorden uit wat gaswisseling (bij de ademhaling van de mens) inhoudt.

Slide 19 - Open vraag

Waarom is neusademhaling beter dan door je mond?

Slide 20 - Open vraag

Waarom moet je ademhalen door je neus? 

Slide 21 - Tekstslide

Lucht klaargemaakt voor longblaasjes
  1. Neusharen houden grote stofdeeltjes tegen.
  2. Slijmcellen in neusholte, luchtpijp en bronchiën maken slijm -> maakt lucht vochtig en stofdeeltjes en ziekteverwekkers blijven plakken.
  3. Trilhaartjes in het slijmvlies van luchtpijp en bronchiën zwiepen slijm met stofdeeltjes en ziekteverwekkers naar keelholte

Slide 22 - Tekstslide

Ademhaling regelen
  1. Via koolstofdioxidezintuigcellen in bloedvaten
  2. Impulsen naar ademcentrum in hersenen
  3. Hersenen sturen signalen naar tussenribspieren en middenrifspieren.

Slide 23 - Tekstslide

Je kunt beter ademhalen door je neus omdat
A
de lucht dan wordt verwarmd
B
je gewaarschuwd wordt voor gevaarlijke stoffen
C
de lucht vochtig gemaakt wordt
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 24 - Quizvraag

Astma

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag!
Huiswerk: 
Basisstof 3 alle opdrachten
Practicum 3 spirometer

Slide 26 - Tekstslide