Future

FUTURE
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

FUTURE

Slide 1 - Tekstslide

Today's Goal 

1) You know when to use one of the 4 future tenses, based on context

2) you understand the difference in meaning when using a particular future tense

Slide 2 - Tekstslide

What's the difference?

1)  I am visiting my aunt tomorrow.
2) I am going to visit my aunt soon.
3) I will visit my aunt some day.
4) I visit my aunt every Tuesday.

Slide 3 - Tekstslide

Welke zin geeft jou het gevoel dat er de meeste zekerheid is dat je naar Parijs vliegt?
A
I am going to fly to Paris
B
I am flying to Paris
C
I will fly to Paris

Slide 4 - Quizvraag

Welke zin geeft jou het gevoel dat er de minste zekerheid is dat je naar Parijs vliegt?
A
I am going to fly to Paris
B
I am flying to Paris
C
I will fly to Paris

Slide 5 - Quizvraag

Future 1: Present Continuous
Helemaal zeker, alles is al geregeld, hoe laat, met wie, alles is klaar: 


I am visiting my aunt tomorrow. 
Ze weet dat je komt, dus ze bakt wat lekkers!


She is painting her room next Thursday.
Is afgesproken, ze heeft vrijgenomen.



Slide 6 - Tekstslide

Future 2: to be going to + werkwoord
Iets wat je met grote mate van waarschijnlijkheid kunt voorspellen / iets wat je van plan bent


It is going to rain soon!
Jij ziet heel donkere wolken, kan niet missen!

Look out! She is going to drop that cup of tea!
Ze wankelt, dat gaat mis!

I  am going to fly  Paris this summer.
 Ik ben  van plan om naar Parijs te vliegen

Slide 7 - Tekstslide

Future 2: to be going to + werkwoord
 Een bestaand plan of voornemen:

I am going to visit my aunt tomorrow.
Jij hebt je dat voorgenomen. Je tante weet van niks. Verrassing!

We are going to buy a new car soon.
Leuk, dat hebben we ons zo voorgenomen.

.



Slide 8 - Tekstslide

Future 3: will + werkwoord
Simpel feit, let op, in het Nederlands gebruik je hier meestal de tegenwoordige tijd:


The sun will rise tomorrow.       
Feitje. De zon gaat morgen op.

Lunch break will be ten minutes longer today.
Feitje. Lunch duurt vandaag tien minuten langer

All lessons will be canceled.
 Feitje. Alle lessen vervallen.

Slide 9 - Tekstslide

Future 3: will + werkwoord
Neutraal opgemerkt. Dingen die je niet met 100% zekerheid kunt voorspellen:



It will rain tomorrow.
Zeggen ze, neutraal. Waarschijnlijk wel.


They will find a cure for this disease.
 Hopelijk, maar nooit helemaal zeker.

Slide 10 - Tekstslide

Future 3: will + werkwoord
zullen in het Nederlands


If you clean your room, I will bake a cake.
If you don’t do your homework, you will fail the test.

Slide 11 - Tekstslide

Future 4: Present Simple 
Als iets op een bepaalde tijd is gepland, waar je zelf meestal geen invloed op hebt (roosters, vergaderingen, vertrektijden etc.) :


The ballet performance starts at 8:00 pm.
When does the meeting begin?
There is no need to hurry, the train doesn’t leave for another 30 minutes.

Slide 12 - Tekstslide

 Afgesproken en geregeld, ze weet dat je komt.
Jij bent dat van plan, zij weet nog van niks.
Je zegt dat je dat gaat doen, neutraal.
I am visiting my aunt tomorrow.  
I am going to visit my aunt tomorrow.
I will visit my aunt tomorrow.

Slide 13 - Sleepvraag

1. My teacher has just called me. I ............... (play) guitar in the school musical next month.

Slide 14 - Open vraag

2. If you let me know what it is you want, I ...............(send) you the stamps you asked for.

Slide 15 - Open vraag

3. I ................ (only play) chess with you when you stop cheating!

Slide 16 - Open vraag

4. Where ................... (you take) photographs for your project?

Slide 17 - Open vraag

5. My parents have decided to take up a common hobby. They ....................(take up) bridge.

Slide 18 - Open vraag

6. The train to Paris ........(leave) at 11.09 from platform 5b.

Slide 19 - Open vraag

Fill in the correct form
1) On Sunday at 8 o'clock I _________ my friend. (to meet)
2) They ____________to London on Friday evening at 8:15. (to fly)
3) The English lesson_________ at 8:45. (to start)
4) Hopefully,  I _______________ my sister in April. (to see)
5) Look at the clouds - it______________ in a few minutes. (to rain)
6) In 25 years, I _______________   a billionaire. (to be)

Slide 20 - Tekstslide

Fill in the correct form
1) On Sunday at 8 o'clock I __am  meeting ___ my friend. (to meet)
2) They ____are flying_____to London on Friday evening at 8:15. (to fly)
3) The English lesson___starts______ at 8:45. (to start)
4) Hopefully,  I ___will see____________ my sister in April. (to see)
5) Look at the clouds - it___is going to rain________ in a few minutes. (to rain)
6) In 25 years, I ____will be___________   a billionaire. (to be)

Slide 21 - Tekstslide

Extra information and exercises
STEP 27 werkdoel I don't think so

Slide 22 - Tekstslide

Do you know when to use a particular future tense?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll