Quizje paragraaf 2.1 en 2.2 3KGT

Quizje paragraaf 2.1 en 2.2 3KGT
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Quizje paragraaf 2.1 en 2.2 3KGT

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een keurmerk?
A
Een garantie op een aankoop.
B
Een A-merk.
C
Een logo van een consumentenorganisatie
D
Een product voldoet aan bepaalde eisen.

Slide 2 - Quizvraag

Wat doet een consumentenorganisatie niet?
A
Informatie geven over de rechten en plichten van consumenten
B
Actie voeren bij fabrikanten of bij de overheid
C
Actie voeren tegen de consumentenbond
D
Onpartijdige productinformatie geven

Slide 3 - Quizvraag

Wat is geen consumentenorganisatie?
A
Nibud
B
Vereniging eigen huis
C
Consumer power
D
Consumentenbond

Slide 4 - Quizvraag

De winkelier is verplicht om een deugdelijk product te verkopen.
Dat staat in de ..........
A
Warenwet
B
Wet product-aansprakelijkheid
C
Wet koop op afstand

Slide 5 - Quizvraag

De warenwet is
A
De mensen die voedsel controleren
B
De mensen die de waarde controleren van een product
C
De wet waarin staat dat een product niet schadelijk mag zijn voor je gezondheid
D
De wet waarin staat dat een product voor eerlijke waarde verkocht moet worden

Slide 6 - Quizvraag

Bij de wet productaansprakelijkheid gaat het over ...
A
Productschade
B
Leveranciers
C
Gevolgschade
D
Consumentenfouten

Slide 7 - Quizvraag

Je hebt recht op een deugdelijk product. Wat is een deugdelijk product?
A
Het product moet bij normaal gebruik voldoen aan de verwachtingen die ervan mag hebben
B
Het product moet altijd van de beste kwaliteit zijn
C
Bij verkeerd gebruik moet product blijven functioneren

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van gevolgschade op grond van de Wet productaansprakelijkheid?
A
Het product werkt niet en je wilt je geld terug.
B
Het product bevat teveel pesticiden en wordt daarom teruggeroepen.
C
Na het wassen met een wasmiddel zijn je kleren verkleurd. Je wilt de schade verhalen op de producent.
D
Het fruit is over datum. Je gaat terug naar de groenteboer en eist je geld terug.

Slide 9 - Quizvraag

Een wasmachine staat op de zolder. Deze gaat lekken en lekt helemaal naar beneden op de houten vloer. Deze gaat bol staan. Welke Schade krijg je vergoed via de de Wet productaansprakelijkheid?
A
Wasmachine
B
Vloer
C
Wasmachine & vloer
D
Geen

Slide 10 - Quizvraag

Wat regelt het consumentenrecht?
A
Hoe consumenten producten kunnen kopen via het internet
B
Beschermt consumenten bij aankoop van producten
C
Waar consumenten een klacht kunnen indienen
D
Binnen hoeveel tijd je spullen kunt retourneren

Slide 11 - Quizvraag

Wat is Consumer power?
A
producenten die samen opkomen voor de eigen belangen
B
iemand die samen met anderen het zelfde product koopt
C
door gezamenlijk op te treden heb je meer invloed op producenten
D
consumenten die samen een product kopen

Slide 12 - Quizvraag

Bij wie kun je terecht voor informatie en tips over budgetteren?
A
Consumentenbond
B
ANWB
C
De bank
D
Het Nibud

Slide 13 - Quizvraag

Fairtrade is een keurmerk, hoe helpt dit keurmerk arbeiders in ontwikkelingslanden?
A
Ze geven een eerlijke prijs voor hun product
B
Door het keurmerk verdienen de boeren een beter loon
C
Fairtrade is een eerlijke keuze
D
Fairtrade heeft niks te maken met arbeider

Slide 14 - Quizvraag

Janneke heeft via marktplaats 2e hands schoenen gekocht. Bij ontvangst blijken ze te klein. Janneke wil de schoenen terugsturen. Volgens welke wet mag zij dit doen?
A
Wet koop op afstand
B
Colportagewet
C
Warenwet
D
Geen van deze

Slide 15 - Quizvraag

De Consumentenbond doet onderzoek naar
gelijksoortige producten van verschillende merken.
Hoe heet zo'n onderzoek ?
A
Vergelijkend Warenonderzoek
B
Merkenonderzoek
C
Productenonderzoek
D
Marktonderzoek

Slide 16 - Quizvraag

Wanneer geldt de colportagewet niet?
A
Verkoop aan de deur
B
Verkoopdemonstratie
C
Gekocht op internet
D
Thuisverkoop

Slide 17 - Quizvraag

De Colportagewet geldt bij producten met een minimale waarde van € .......
A
€ 5
B
€ 25
C
€ 50
D
€ 75

Slide 18 - Quizvraag

Jij koopt in de winkel bedorven voedsel. Met welke regel is dat in strijd?
A
Deugdelijk product
B
Garantie
C
Warenwet
D
Wet productaansprakelijkheid

Slide 19 - Quizvraag

Wie controleert er of bedrijven zich wel houden aan de Warenwet?
A
De producenten
B
Het ministerie van volksgezondheid
C
Het voedingscentrum
D
De NVWA

Slide 20 - Quizvraag

Bekijk het keurmerk. Kirsten koopt het liefst producten met
dit keurmerk. Deze producten zijn vaak duurder dan
vergelijkbare producten zonder dat keurmerk.
Waarom kiest ze toch voor producten met dit keurmerk?
Kies uit onderstaande mogelijkheden:


A
Ze koopt graag de beste producten.
B
Ze koopt graag dure producten.
C
Ze koopt graag milieuvriendelijk geproduceerde producten.

Slide 21 - Quizvraag

Hoeveel dagen heeft men bedenktijd bij "koop op afstand"?
A
15
B
7
C
8
D
14

Slide 22 - Quizvraag

Je kunt niet zomaar een klacht indienen bij De Geschillencommissie. Wat moet je als consument eerst doen?
A
Eerst een uitgebreide brief schrijven waarin je de situatie beschrijft
B
Je moet eerst proberen samen met de verkoper tot een oplossing komen
C
Je moet het product (aankoop boven €50,-) binnen 14 dagen terugsturen
D
Je moet eerst bij de rechter zijn geweest

Slide 23 - Quizvraag

Anne heeft haar jas laten stomen. Ze is niet tevreden over het resultaat en ze vraagt om een oordeel van de geschillencommissie waar de stomerij bij is aangesloten. Hoe wordt het geschil door de geschillencommissie opgelost?
De geschillencommissie:
A
Doet een uitspraak waar Anne en de stomerij zich aan moeten houden
B
Geeft Anne een financiële vergoeding
C
Geeft Anne gratis advies

Slide 24 - Quizvraag