In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
In hoeverre snap je de zinsdelen van De Brug nu?
πππππ
Slide 1 - Poll
Is er nog een zinsdeel waar je mee wil oefenen/extra uitleg over wil?
Slide 2 - Woordweb
Herhaling naamwoordelijk gezegde
Slide 3 - Tekstslide
Verdeel de zinnen in twee groepen:
Een groep waar het onderwerp iets doet
en een groep waar het onderwerp iets is.
Het onderwerp doet
Het onderwerp is
Ik maak mijn huiswerk.
Ik let goed op.
Zij vinden de opdracht moeilijk
Hij blijkt heel handig.
Hij rijdt heel snel.
Slide 4 - Sleepvraag
Leerdoel van deze les
Ik kan het naamwoordelijk gezegde in een zin vinden.
Slide 5 - Tekstslide
Naamwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde (wg)van een zin zegt wat iemand of iets (het onderwerp) doet.
VB: Hij / loopt / elke dag / naar school.
wg = loopt
Een naamwoordelijk gezegde (ng) zegt wat iemand of iets is (of wordt of blijft).
VB: Matthias / wordt / later / zeer waarschijnlijk / wiskundeleraar.
ng = wordt [wiskundeleraar]
Slide 6 - Tekstslide
Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel:
Het werkwoordelijk deel (ww.deel) bevat alle werkwoorden uit de zin. Een van die werkwoorden is een koppelwerkwoord (kww): zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.
Het naamwoordelijk deel (nw.deel) bevat een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat een eigenschap (wiskundeleraar) van het onderwerp (Matthias) geeft. Het koppelwerkwoord (wordt) koppelt de eigenschap aan het onderwerp.
LET OP: In zinnen met een lijdend voorwerp staat geen naamwoordelijk gezegde!
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
doet
is of wordt
Er is sprake van een werkwoordelijk gezegde als het onderwerp van de zin iets...
Er is sprake van een naamwoordelijk gezegde als het onderwerp van de zin iets...
Slide 9 - Sleepvraag
Biologie is een fijn vak.
Benoem het zinsdeel 'is een fijn vak'
Sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast.
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
naamwoordelijk gezegde (ng)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)
Slide 10 - Sleepvraag
Hij kan verkeerd gelopen zijn.
Benoem het zinsdeel 'kan gelopen zijn'
Sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast.
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
naamwoordelijk gezegde (ng)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)
Slide 11 - Sleepvraag
Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Saskia blijft iedere dag naar school rennen.
De politie vangt de boef.
In 1929 werd Jopie de eerste Miss Holland.
Sturen jullie de uitnodigingen voor het feest op tijd weg?
Lieke Martens is de beste voetbalster ter wereld geworden.
Jan is een lieve jongen
Slide 12 - Sleepvraag
Aan de slag!
Werkblad naamwoordelijk gezegde maken.
Vragen? Stel ze in de chat of steek je hand op.
Om .... uur kom je weer terug in de vergadering en sluiten we samen af.
Slide 13 - Tekstslide
Lees de zin en ontdek wat er gezegd wordt. Is er sprake van een werkwoordelijk gezegde of van een naamwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
(het onderwerp doet iets)
naamwoordelijk gezegde
(het onderwerp is iets)
Vanaf 7 maanden begint een baby met brabbelen.
Het maakt dan reeksen van identieke of bijna identieke lettergrepen, zoals bababa of daba.
In de brabbelfase zijn kinderen volop aan het experimenteren met taal.
Het eerste woord is vaak mama.
Tussen anderhalf en twee jaar gaan kinderen twee woorden combineren zoals 'pop slapen'.
De hele taalontwikkeling is een ongekend knap proces.
Slide 14 - Sleepvraag
Hoe goed begrijp je het naamwoordelijk gezegde (ng) nu?