1KGT - Herhalingsles - Werkwoordspelling

Herhalen werkwoordspelling






Hoe zat het nog eens?
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhalen werkwoordspelling






Hoe zat het nog eens?

Slide 1 - Tekstslide

Ik spel werkwoorden altijd goed.
010

Slide 2 - Poll

Ik kan zometeen alle theorievragen over de werkwoordspelling correct beantwoorden.
010

Slide 3 - Poll

Ik denk dat het nuttig is om alles van de werkwoordspelling nog een keer te herhalen.
Ja.
Nee.

Slide 4 - Poll

Vragen over de theorie.
Wat weet je nog?

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het eerste dat je je moet afvragen als je een werkwoord gaat spellen?

Slide 6 - Open vraag

Wat betekent tt en vt?
A
Toekomende tijd en voorafgaande tijd
B
Tegenwoordige tijd en verleden tijd
C
Toekomende tijd en verleden tijd
D
Toekomstige tijd en verlopen tijd

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de ik-vorm?

Slide 8 - Open vraag

Waarvoor kun je de verlengproef gebruiken?
A
Om te horen of je een d of een t moet schrijven.
B
Om te horen of je een e moet schrijven.
C
Om te horen wat het meervoud is.

Slide 9 - Quizvraag

4

Slide 10 - Video

00:53
Wat moet je je dus altijd als eerste afvragen?

Slide 11 - Open vraag

01:40
Welke twee proeven kennen wij om de persoonsvorm te vinden?

Slide 12 - Open vraag

01:53
Kopen is een voorbeeld van een ...
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 13 - Quizvraag

01:54
Smullen is een voorbeeld van een ...
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 14 - Quizvraag

Tegenwoordige tijd
Ander enkelvoud, bijvoorbeeld: hij, zij, het, u, de jongen, de stoel, het huis, enz.
ik ...
... jij/je
ik-vorm
ik schrijf
schrijf je
jij ...
ander enkelvoud ...
ik-vorm + t
jij schrijft
zij schrijft
wij/jullie
hele werkwoord
Wij schrijven

Slide 15 - Tekstslide

Verleden tijd, zwakke werkwoorden







te(n) of de(n)?
Gebruik de verlengproef. Hoor je een t, dan schrijf je een t. Hoor je een d, dan schrijf je een d.
Twijfel je? Gebruik dan T X-KoFSCHiP.
Enkelvoud
ik-vorm + te / de
ik rende
ik troostte
Meervoud
ik-vorm + ten / den
wij renden
wij troostten

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Verleden tijd, sterk werkwoord
De klank verandert. 

Ik loop - ik liep
Hij zingt - hij zong
Wij schrijven - wij schreven

Slide 18 - Tekstslide

Ik LIEP naar huis.

Wat kun je over dit werkwoord zeggen?
A
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd enkelvoud.
B
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd meervoud.
C
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een zwak werkwoord.
D
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een sterk werkwoord.

Slide 19 - Quizvraag

Zij SCHRIJVEN allebei een appje.

Wat kun je over dit werkwoord zeggen?
A
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd enkelvoud.
B
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd meervoud.
C
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een zwak werkwoord.
D
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een sterk werkwoord.

Slide 20 - Quizvraag

LOOP jij altijd naar school?

Wat kun je over dit werkwoord zeggen?
A
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd enkelvoud.
B
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd meervoud.
C
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een zwak werkwoord.
D
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een sterk werkwoord.

Slide 21 - Quizvraag

Joep PAKTE meteen zijn telefoon toen hij vanochtend wakker werd.

Wat kun je over dit werkwoord zeggen?
A
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd enkelvoud.
B
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd meervoud.
C
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een zwak werkwoord.
D
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een sterk werkwoord.

Slide 22 - Quizvraag

Ze heeft vanochtend niet ONTBETEN.

Wat kun je over dit werkwoord zeggen?
A
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd enkelvoud.
B
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd meervoud.
C
Het is niet de persoonsvorm. Het is een voltooid deelwoord.
D
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een sterk werkwoord.

Slide 23 - Quizvraag

Sofie VROEG iets aan de leraar.

Wat kun je over dit werkwoord zeggen?
A
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd enkelvoud.
B
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd meervoud.
C
Het is niet de persoonsvorm. Het is een voltooid deelwoord.
D
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een sterk werkwoord.

Slide 24 - Quizvraag

Waarom heb jij dat GEDAAN?

Wat kun je over dit werkwoord zeggen?
A
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd enkelvoud.
B
Het is de persoonsvorm en staat in de tegenwoordige tijd meervoud.
C
Het is niet de persoonsvorm. Het is een voltooid deelwoord.
D
Het is de persoonsvorm en het staat in de verleden tijd. Het is een sterk werkwoord.

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Link

Ik vond deze les:
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll