Stijl 2F: zij - hun

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Ik heb (zij / hun) gevraagd het te vergeten.
A
zij
B
hun

Slide 2 - Quizvraag

(Zij / Hun) zullen dat heel fijn vinden.
A
Zij
B
Hun

Slide 3 - Quizvraag

De ober beveelt (zij / hun) de groentelasagna aan.
A
zij
B
hun

Slide 4 - Quizvraag

Naïma lachte toen (zij / hun) allemaal door elkaar praatten.
A
zij
B
hun

Slide 5 - Quizvraag

Zij krijgen morgen (zij / hun) diploma uitgereikt.
A
zij
B
hun

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer gebruik je 'zij' en 'hun'?

Slide 7 - Tekstslide

                                        HUN/ZIJ
'Hun' gebruik je in twee gevallen:
1. Als bezittelijk voornaamwoord.
voorbeeld: Gisteren hebben de buren hun auto verkocht.

2. Als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel
voorbeeld: Hij geeft hun straf.

'Zij' gebruik je als onderwerp:
voorbeeld: Zij hebben een auto gekocht.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

INSTRUCTIE
Wat? oefeningen zij/hun Studiemeter
Klaar? schrijf een absurde dialoog
Hoe? laptop
Met wie? zelfstandig
Hulp? klasgenoot, docent
Hoe lang? deze les
Wanneer is het goed?  laat de docent weten dat je klaar bent

Slide 10 - Tekstslide

Noem twee dingen die goed gingen.

Slide 11 - Open vraag

Noem één ding waar je nog meer over wilt weten.

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Link