Stijl 3F: als of dan

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Voor Nederlands hebben we twee keer zo veel huiswerk (als / dan) voor Engels.
A
als
B
dan

Slide 2 - Quizvraag

Ik vind Pride &Prejudice toch een mooiere film (als / dan) die nieuwe comedy.
A
als
B
dan

Slide 3 - Quizvraag

Marie bleef drie keer zo lang in de sauna (als / dan) Susanne.
A
als
B
dan

Slide 4 - Quizvraag

Daar zou ik wel twee keer langer over moeten nadenken (als / dan) ik nu heb gedaan.
A
als
B
dan

Slide 5 - Quizvraag

Je bent helemaal niet beter in rekenen (als / dan) ik.
A
als
B
dan

Slide 6 - Quizvraag

Mijn buren zijn niet zo blij met mijn nieuwe trompet (als / dan) ik.
A
als
B
dan

Slide 7 - Quizvraag

Dat kan ik vast drie keer sneller (als / dan) jij.
A
als
B
dan

Slide 8 - Quizvraag

Ik heb twee keer zo hard gelopen (als / dan) Jamie?
A
als
B
dan

Slide 9 - Quizvraag

Ik vind dit woordenboek niet zo volledig (als / dan) de Dikke Van Dale.
A
als
B
dan

Slide 10 - Quizvraag

Dit broodje vind ik net zo lekker (als / dan) een gebakje.
A
als
B
dan

Slide 11 - Quizvraag

Wanneer gebruik je 'dan' en wanneer 'als'?

Slide 12 - Tekstslide

Als en dan gebruik je bij vergelijkingen.
Bij een vergelijking met de vergrotende trap (groter, beter, etc.) gebruik je dan.
  • Hij is sneller dan jij (bent).
Wanneer er in de vergelijking sprake is van gelijkheid (even groot, even leuk, etc.) dan gebruik je het woord als.
  • Zij is net zo snel als ik (ben).
Bij vergelijkingen met zo gebruik je altijd als, ook als er sprake is van ongelijkheid.
  • Hij eet twee keer zoveel als ik.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

INSTRUCTIE
Wat? oefeningen 'als/ dan' Studiemeter
Klaar? door met  'leesoefening'
Hoe? laptop
Met wie? zelfstandig
Hulp? klasgenoot, docent
Hoe lang? deze les
Wanneer is het goed?  als bewijs deeltoets is geüpload in Dulon Online

Slide 15 - Tekstslide

Noem twee dingen die goed gingen.

Slide 16 - Open vraag

Noem één ding waar je nog meer over wilt weten.

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Link