Periode 2 Week 2 les 1

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lernziel
- Du kannst das Geschlecht der Substantive (= zelfstandige naamwoorden) erkennen.

- Du kannst die Mehrzahl der Substantiven bilden.

Slide 2 - Tekstslide

studiewijzer

Slide 3 - Tekstslide

Programm
  • Aufgabe Vokabeln
  • Hausaufgaben korrigieren
  • Grammatik erklären
  • Hausaufgaben machen

Slide 4 - Tekstslide

PW Kapitel 3
H2c: Donderdag 12 december
H2d: Dinsdag 10 december


PW Kapitel 3:
Lernliste B (NL-DU) blz. 100
Lernliste A, C, D, H (DU-NL) blz. 101
Grammatik A + B blz. 102
Sprachmittel (NL-DU) extra blad
Aantekening kloktijden






Slide 5 - Tekstslide

Wiederholung Vokabeln
Ihr arbeitet in Gruppen von 2 Personen.

Schreibe alle Vokabeln auf die du siehst.

Slide 6 - Tekstslide

Hausaufgaben korrigieren
Stundenplan 
inleveren!

Slide 7 - Tekstslide

Hausaufgaben korrigieren
Aufgabe 15 Seite 80

Slide 8 - Tekstslide

Grammatik erklären
Aufgabe 18 Seite 82
Aufgabe 22 Seite 85

Slide 9 - Tekstslide

Grammatik erklären
Mannelijke woorden:
  • der
  • mannelijke personen of dieren
  • der Mann
  • der Stier

Slide 10 - Tekstslide

Grammatik erklären
vrouwelijke woorden:
  • die
  • vrouwelijke personen of dieren:
  • die Frau
  • die Katze
  • Woorden die op -e eindigen:
  • die Mütze (de muts)
  • Woorden die op -heit, -keit, -schaft en -ung eindigen:
  • die Freundschaft, die Freiheit, die Umgebung

Slide 11 - Tekstslide

Grammatik erklären
Onzijdige woorden:
  • das
  • Woorden waar je in het Nederlands 'het' voor kunt zetten:
  • das Mädchen
  • das Haus

Slide 12 - Tekstslide

Grammatik erklären: meervoud
Mannelijke woorden:
  • Umlaut + e
  • Umlaut: ä, ö, ü, äu

  • der Ball - die Bälle
  • der Sohn - die Söhne

Slide 13 - Tekstslide

Grammatik erklären: meervoud
Vrouwelijke woorden:
  • + (e)n 

  • die Klasse - die Klassen
  • die Frau - die Frauen

  • eindigt het woord op -in
  • +nen
  • die Freundin - die Freundinnen

Slide 14 - Tekstslide

Grammatik erklären: meervoud
Onzijdige woorden
  • + e

  • das Jahr - die Jahre
  • das Heft - die Hefte

Slide 15 - Tekstslide

Grammatik erklären: meervoud
Mannelijk/ onzijdige woorden op -el -er -en:
  • Alleen het lidwoord veranderd
  • das Messer - die Messer
  • der Löffel - die Löffel

Slide 16 - Tekstslide

Grammatik erklären: meervoud
Woorden die eindigen op 
-a, -o, -i, -y
  • +s
  • das Auto - die Autos
  • das Hobby - die Hobbys

Slide 17 - Tekstslide

Hausaufgaben
Machen:
Aufgabe 19 Seite 83
Aufgabe 21 Seite 84
Aufgabe 23 + 24 Seite 86

Lernen:
Grammatik A + B Seite 102

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide