In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Op welke plek(ken) is de snelheid vertraagd?
Slide 1 - Open vraag
Op welke plek(ken) is de snelheid versneld?
Slide 2 - Open vraag
Op welke plek(ken) is de snelheid eenparig?
Slide 3 - Open vraag
Op welke plek(ken) is de snelheid 0 m/s?
Slide 4 - Open vraag
Bij de grootheden 'afstand' , 'tijd' , en 'snelheid' horen verschillende eenheden.
Voorbeeld: bij de grootheid 'temperatuur' hoort de eenheid 'graden Celsius'.
Zet de juiste grootheden en eenheden bij elkaar.
m/s
m
s
v
s
t
Slide 5 - Sleepvraag
Hoe reken je om van km/h naar m/s?
Slide 6 - Open vraag
Hoe reken je om van km naar m?
Slide 7 - Open vraag
Johan fietst met een snelheid van 7,5 m/s. Hoeveel km/h is dat?
Slide 8 - Open vraag
Hoe reken je om van minuut naar seconde?
Slide 9 - Open vraag
Hoe reken je om van uur naar seconde?
Slide 10 - Open vraag
De remweg hang NIET af van:
A
beginsnelheid
B
massa van auto
C
of je moe bent
D
remkracht
Slide 11 - Quizvraag
Een chauffeur gebruik medicijnen. Op de bijsluiter staat dat hij tijdens het gebruik van deze medicijnen niet mag autorijden. Waar hebben deze medicijnen invloed op?
A
Alleen op de remweg,
niet op de stopafstand
B
alleen op de reactieafstand,
niet op de stopafstand
C
Op de reactieafstand
en dus op de stopafstand
D
Het gebruik van deze medicijnen heeft niets te maken met reactie-afstand, remweg en stopafstand.
Slide 12 - Quizvraag
Je ziet hiernaast een plaatje dat gaat over het effect van zomer- en winterbanden. Waar hebben deze banden invloed op?
A
alleen op de reactieafstand,
niet op de stopafstand
B
alleen op de remweg,
niet op de stopafstand
C
op de remweg
en dus op de stopafstand
D
deze banden hebben geen invloed op de remweg, reactieafstand of stopafstand
Slide 13 - Quizvraag
Je rijdt met een snelheid van 90km/h en je moet plotseling remmen. hoeveel meter is nu je remweg?
Slide 14 - Open vraag
Je rijdt met een snelheid van 90km/h en je moet plotseling remmen. Je stopafstand is 50 meter. Hoeveel meter is je reactieafstand?
Slide 15 - Open vraag
Je rijdt met een snelheid van 90km/h en je moet plotseling remmen. Je stopafstand is 50 meter. Als je stilstaat heb je nog 10 meter over. Hoeveel seconden had je reactietijd mogen zijn?
Slide 16 - Open vraag
Een schaatsenrijdster rijdt de 500 meter in 40 seconden. Wat is haar gemiddelde snelheid in m/s?
A
125
B
540
C
12,5
D
5
Slide 17 - Quizvraag
Jeanette legt op de fiets een afstand van 10.000 meter af in 30 minuten. Bereken de gemiddelde snelheid van Jeanette. Haar gemiddelde snelheid is:
A
20 m/s
B
5,6 m/s
C
10 km/h
D
5,6 km/h
Slide 18 - Quizvraag
Sleep de juiste vakken bij elkaar.
60 km/h
0,94 m/s
22,2 s
170 km
13,3 min
45 km
45 min
4,5 km
80 min
200 m
9 m/s
2 uur
85 km/h
20 km
90 km/h
Slide 19 - Sleepvraag
Bij berekeningen over snelheid gebruiken we symbolen. Wat is het symbool voor de grootheid "afstand"?
Slide 20 - Open vraag
Bij berekeningen over snelheid gebruiken we symbolen. Wat is het symbool voor de grootheid "tijd"?
Slide 21 - Open vraag
Bij berekeningen over snelheid gebruiken we symbolen. Wat is het symbool voor de grootheid "snelheid"?
Slide 22 - Open vraag
Een auto heeft een snelheid van 10 m/s. Hoeveel meter legt deze auto af in één uur?
Slide 23 - Open vraag
Wat kan je zeggen van de snelheid bij een eenparige beweging?
Bekijk de grafieken hiernaast.
Je bent aan het fietsen met een eenparige snelheid, na 1 seconde rem je totdat je stilstaat.
Welk van de s/t-diagrammen hiernaast geeft dit weer?
A
Grafiek A
B
Grafiek B
C
Grafiek C
D
Grafiek D
Slide 24 - Quizvraag
Wat kan je zeggen van de snelheid bij een eenparige beweging?
Bekijk de grafiek.
Welke uitspraak/uitspraken is/zijn juist?
1.) Bij een snelheid van 90 km/h is de remweg 50 meter
2.) Wanneer de snelheid verdubbelt dan verdubbelt ook je remweg
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Geen van beide uitspraken zijn juist
Slide 25 - Quizvraag
Je rijdt met een snelheid van 72 km/h en je hebt een reactietijd van 0,30 seconde. Bereken de reactieafstand.
Slide 26 - Open vraag
Hoe groot is de remweg bij 80km/h?
Slide 27 - Open vraag
Je hebt een reactieafstand van 2,5 m en een snelheid van 50 km/h. Hoeveel meter is de stopafstand?
Slide 28 - Open vraag
Thrust SSC heeft een snelheid van 1224 km/h. Gevraagd: Hoelang (in uur)doet deze auto erover om naar Oostende te rijden (447km hiervandaan?)
Slide 29 - Open vraag
Een auto mag binnen de bebouwde kom maximaal 30 km/h rijden. Een chauffeur heeft een reactietijd van 0,7 seconden. Bereken de reactieafstand.
Slide 30 - Open vraag
Emma rijdt met een constante snelheid van 36 km/h op haar scooter, als zij plotseling moet stoppen. Haar reactietijd is 0,8 seconde en haar remweg 12 m. Bereken de stopafstand.
Slide 31 - Open vraag
Een sprinter loopt de 100 m in 10,8 s. gevraagd: wat is de gemiddelde snelheid in km/h.
Slide 32 - Open vraag
Louis loopt met een snelheid van 4 km/h en doet er 5 minuten over om op zijn werk te komen. Hoe ver woont Louis van zijn werk in meters?
Slide 33 - Open vraag
Wat kan je zeggen van de snelheid bij een eenparige beweging?
Bekijk de grafieken hiernaast.
Sam bezorgd pizza's voor domino's. Hij rijdt met constante snelheid op zijn scooter. op tijdstip t=1s knijpt hij de remmen in, omdat hij op zijn bestemming (bij de klant) is aangekomen en moet stoppen.
Welk van de S,t-diagrammen hiernaast geeft de scooterrit van sam goed weer?
A
Grafiek A
B
Grafiek B
C
Grafiek C
D
Grafiek D
Slide 34 - Quizvraag
Wat kan je zeggen van de snelheid bij een eenparige beweging?
Bekijk de grafiek van de snelheid en tekst hiernaast.
De spaceshot versneld eerst vanuit stilstand. men wordt afgeschoten
vanuit stilstand, waardoor de snelheid erg snel toeneemt. Na de lancering
is er geen aandrijvende kracht meer en zal de spacehot dus vertragen
door de invloed van de zwaartekracht. eenmaalop het hoogste punt
is de snelheid 0m/s. nadat de spaceshot langzaam aan tot stilstand
was gekomen zal de spaceshot weer naar beneden vallen.
--> na hoeveel seconden heeft de spaceshot zijn hoogste punt bereikt?
A
Na ca. 1,3s
B
Na ca. 1,6s
C
Na ca. 3,6s
D
Dit kan je niet opmaken uit de grafiek
Slide 35 - Quizvraag
Albert fietst 500 meter in 1 minuut en 20 seconden. Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/h?
Albert fietst 500 meter in 1 minuut en 20 seconden. Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/h?
A
6,25
B
22,5
C
0,576
D
416,7
Slide 36 - Quizvraag
Wat kan je zeggen van de afstand bij een eenparige beweging?
Wat kun je zeggen over de toename van de afstand bij een eenparige beweging?
A
de afstand die iedere seconde wordt afgelegd wordt steeds groter
B
de afstand die iedere seconde wordt afgelegd wordt steeds kleiner
C
de afstand die iedere seconde wordt afgelegd blijft gelijk
Slide 37 - Quizvraag
Op zijn driewieler heeft Albert een gemiddelde snelheid van 40 km/h. In hoeveel seconden legt hij een afstand af van 300 meter?
Op zijn driewieler heeft Albert een gemiddelde snelheid van 40 km/h. In hoeveel seconden legt hij een afstand af van 300 meter?
A
27
B
7,5
C
300
D
12
Slide 38 - Quizvraag
Albert doet met zijn vliegtuig over de afstand Amsterdam - Bangkok (8500 km) 11 uur. Bereken de gemiddelde snelheid in m/s.
Albert doet met zijn vliegtuig over de afstand Amsterdam - Bangkok (8500 km) 11 uur. Bereken de gemiddelde snelheid in m/s
A
772,7
B
93,5
C
214,6
D
59,6
Slide 39 - Quizvraag
Je ziet hiernaast een snelheid,tijd-diagram van een eenparige beweging. Welke afstand heeft het voertuig waar het hier over gaat afgelegd in 10 seconden?
A
50 m
B
5 m
C
50 km
D
5 km
Slide 40 - Quizvraag
Je ziet hiernaast een plaats,tijd-diagram van een eenparige beweging. Wat is de snelheid van het voertuig waar deze grafiek over gaat?
A
50 m/s
B
5 m/s
C
50 km/h
D
5 km/h
Slide 41 - Quizvraag
Hiernaast zie je een diagram. Wat voor soort diagram is dit?
A
Een afstand,tijd-diagram van een versnelde beweging
B
Een afstand,tijd-diagram van een vertraagde beweging
C
Een afstand,tijd-diagram van een eenparige beweging
D
Een snelheid,tijd-diagram van een versnelde beweging
Slide 42 - Quizvraag
Je zit in de achtbaan en bent aan het einde van rit gekomen. De snelheid neemt af. Hoe noem je dit deel van de beweging?
A
Een eenparige beweging
B
Een afremmende beweging
C
Een constant afnemende beweging
D
Een vertraagde beweging
Slide 43 - Quizvraag
Allard fietst weg bij een stoplicht. Na een tijdje bereikt hij zijn topsnelheid van 32 km/h. Wat is zijn gemiddelde snelheid?
A
32 km/h
B
4,4 m/s
C
64 km/h
D
8,9 m/s
Slide 44 - Quizvraag
Hiernaast zie je een diagram. Om wat voor diagram gaat het?
A
Een (x,t)-diagram
B
Een (s,t)-diagram
C
Een (v,t)-diagram
D
Een versneld diagram
Slide 45 - Quizvraag
Wat is de formule voor het berekenen van de gemiddelde snelheid?
Slide 46 - Open vraag
Justine rijdt met een snelheid van 45 km/h als zij moet remmen voor een overstekende hond. Haar reactietijd is 0,8 s. De remweg van haar auto onder deze omstandigheden is 12m. Hoe groot is haar stopafstand?
Slide 47 - Open vraag
en nog eentje....
Justine rijdt met een snelheid van 45 km/h als zij moet remmen voor een overstekende hond. Haar reactietijd is 0,8 s.
De remweg van haar auto onder deze omstandigheden is 12 m.
Hoe groot is haar stopafstand?
Slide 48 - Tekstslide
nog eentje:
Thrust SSC heeft een snelheid van 1224 km/h.
gevraagd: Hoelang (in uur)doet deze auto erover om naar Oostende te rijden (447km hiervandaan?)
Slide 49 - Tekstslide
de laatste:
3. Louis loopt met een snelheid van 4 km/h en doet er 5 minuten over om op zijn werk te komen.