Rekenwerk aan de oplosbaarheid, dichtheid en concentratie
Rekenen in de scheikunde
Aan de concentratie, oplosbaarheid en dichtheid
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Rekenen in de scheikunde
Aan de concentratie, oplosbaarheid en dichtheid
Slide 1 - Tekstslide
zout
verdund, lage concentratie
geconcentreerd, hoge concentratie
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Concentratie -> oplosbaarheid
Slide 4 - Tekstslide
verzadigde oplossing
- In een verzadigde oplossing is de maximale
hoeveelheid stof opgelost
- De vaste stof blijft vast en blijft zichtbaar
- Is er minder opgelost dan is de oplossing onverzadigd
Slide 5 - Tekstslide
(On)Verzadigde oplossingen
Bij indampen verdampt het oplosmiddel en neemt het gehalte van opgeloste stof toe.
Als de oplossing is verzadigd en je gaat door met indampen, zal er een vaste stof ontstaan.
Slide 6 - Tekstslide
Oplosbaarheid
Bij vloeistoffen geldt:
“Hoe hoger de temperatuur hoe meer er kan oplossen!”
Bij gassen geldt:
“Hoe hoger de temperatuur hoe minder er kan oplossen!”
Slide 7 - Tekstslide
Wat is de juiste eenheid voor concentratie?
A
liter per gram
B
gram per kubieke meter
C
gram per liter
D
kubieke meter per liter
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de juiste formule voor het berekenen van de concentratie?
A
concentratie =
volume / massa stof
B
massa stof = concentratie / volume
C
concentratie =
volume / massa stof
D
concentratie = massa stof / volume
Slide 9 - Quizvraag
We kunnen in 2,5 liter water maximaal 900 gram keukenzout oplossen. De oplosbaarheid van keukenzout is?
A
360 gram per liter
B
2250 gram per liter
C
360 liter per gram
D
2250 liter per gram
Slide 10 - Quizvraag
De concentratie van zout in zeewater is 37 g/L hoeveel kg zout moet je toevoegen bij 15000 liter water?
A
555 gram
B
555 kg
C
2,5 kg
D
250 kg
Slide 11 - Quizvraag
Oplosbaarheid van zuurstof bij 80 graden Celsius is 25,1 mg/L. Aan 500 mL water is 15 mg zuurstof toegevoegd. Wat is deze oplossing?
A
Onverzadigd
B
Verzadigd
C
Oververzadigd
Slide 12 - Quizvraag
Lieke lost 257 g zout op in 305 mL water. Het zout heeft een oplosbaarheid van 469 g/L. Is deze zoutoplossing verzadigd / onverzadigd? Hoeveel gram ligt op de bodem of hoeveel kan nog opgelost worden?
Slide 13 - Open vraag
Dichtheid
De dichtheid zegt dus iets over hoeveel massa er in een bepaalde ruimte (volume) zit.
Dichtheid=massa per volume-eenheid
Formule:
𝑑𝑖𝑐ℎ𝑡ℎ𝑒𝑖𝑑=𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎/𝑣𝑜𝑙𝑢𝑚𝑒
𝜌=𝑚/𝑉
Slide 14 - Tekstslide
Dichtheid
Dichtheid
Slide 15 - Tekstslide
Dichtheid
Slide 16 - Tekstslide
Water heeft een dichtheid van 1,0 g/cm3. IJzer heeft een dichtheid van 7,8 g/cm3. Hierdoor zou ....
A
ijzer drijven
B
ijzer zweven
C
ijzer zinken
Slide 17 - Quizvraag
=
dichtheid=volumemassa
volume
massa
dichtheid
/
*
Slide 18 - Sleepvraag
Een kerstdoos weegt 62 gram. Het volume is 36 cm3. Bereken de dichtheid.
Slide 19 - Open vraag
Bereken de massa van 80 cm3 kerstwijn. De dichtheid van kerstwijn is 0,80 g/cm3.
Slide 20 - Open vraag
Extra oefening
Om zelf te oefenen
Slide 21 - Tekstslide
Iemand lost 328 gram suiker op in 4 liter water. Bereken de concentratie van deze oplossing. (in gram per Liter g/L)
Slide 22 - Open vraag
Bereken hoeveel gram glucose in 150 mL water van 20 °C (oplosbaarheid is 884 g/L) op kan lossen.
Slide 23 - Open vraag
Ryanne heeft 150 mL verzadigde oplossing van keukenzout gemaakt. Hoeveel keukenzout zit er in 150 mL verzadigde oplossing aanwezig is. (oplosbaarheid zout: 359 g/L)
A
5,39 g
B
53,9 g
C
4,40 g
D
40,4 g
Slide 24 - Quizvraag
De massa van een koperen voorwerp is 403,2 g. Bereken het volume.
De dichtheid van koper is 8,96 g.cm-3 .
Slide 25 - Open vraag
Hiernaast zie je een maatcilinder waar een blokje in wordt gedaan. De massa van het blokje is 0,022kg. Bereken de dichtheid.
Slide 26 - Open vraag
Frans lost 271 gram suiker op in 4235 milliliter water. Bereken de concentratie van deze oplossing. (in gram per Liter g/L)
Slide 27 - Open vraag
Tijs werkt op zaterdag in een viskwekerij. Een kweekvijver is 10 m lang, 5 m breed en 3m diep. Tijs wil de vijver tot de rand vullen met zeewater. De dichtheid van zeewater is 1,02 kg/dm3.
a. Bereken hoeveel L water in de vijver kan.
b. Bereken hoeveel ton zeewater nodig is om de vijver te vullen.