oefenen BZN en PSV

deze les:
-herhalen woorden (zelfstandig via quizlet)
-herhalen PSV en BZN
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

deze les:
-herhalen woorden (zelfstandig via quizlet)
-herhalen PSV en BZN

Slide 1 - Tekstslide

Kies het bezittelijk voornaamwoord:
A
huis
B
jouw

Slide 2 - Quizvraag

Kies het juiste woord.
… zijn in de pauze van het schoolplein af geweest.
A
Hun
B
ZIj

Slide 3 - Quizvraag

Die moeder van haar heeft mij goed geholpen.
A
haar=bez mij=pers
B
haar=pers mij=bez
C
haar=pers mij=pers
D
haar=bez mij=bez

Slide 4 - Quizvraag

PSV of BZV?

ik
A
psv
B
bzv

Slide 5 - Quizvraag

PSV of BZV?

haar
A
psv
B
bzv

Slide 6 - Quizvraag

PSV of BZV?

jou
A
psv
B
bzv

Slide 7 - Quizvraag

'Hij is dol op zijn nieuwe cavia.'

Welk antwoord is juist?
A
Hij = PSV zijn = PSV
B
Hij = BZV zijn = BZV
C
Hij = BZV zijn = PSV
D
Hij = PSV zijn = BZV

Slide 8 - Quizvraag

Hoe veel pers. voornaamwoorden (psv) heeft: Ik laat hem echt niet weten dat ik hem leuk vind!
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quizvraag

Vul in: de psv of bzv.
Is dat rode pakje van ...........?
A
Jou
B
Jouw

Slide 10 - Quizvraag

Ik heb meneer Veldhuis gebeld.
PSV = ?
A
Ik
B
meneer
C
Veldhuis
D
gebeld

Slide 11 - Quizvraag

PSV of BZV?

zij
A
psv
B
bzv

Slide 12 - Quizvraag

PSV of BZV?

zijn
A
psv
B
bzv

Slide 13 - Quizvraag

Wij hebben zijn fiets opgeknapt
Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
A
wij
B
zijn
C
fiets
D
opgeknapt

Slide 14 - Quizvraag