lj 1 5.7 Grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Wat weet je al?

Welke woordsoorten ken je?

Doel van deze les:

- Je weet wat een persoonlijk voornaamwoord (PSV) en een bezittelijk voornaamwoord (BZV) is, en kunt deze aanwijzen in een zin. 

Dit weet je al:

Lidwoord (LW)

Bijvoeglijk naamwoord (BN)

Zelfstandig naamwoord (ZN)

Werkwoord (WW)

Voorzetsel (VZ)

Samengevat:

- Een PSV staat in de plaats van een naam of ding (ZN). 

- Een PSV verwijst naar een mens, dier of ding. 

- Je gebruikt het bijvoorbeeld om te voorkomen dat je steeds hetzelfde woord gebruikt. 

Instapopdracht

Vorm tweetallen

Wat is de betekenis van: beperkt blijven tot

1. telkens weer, regelmatig
2. klaar
3. de richting op gaan van
4. niet verder gaan dan

Welk woord geeft bezit aan?
Zij heeft mijn auto geleend.

Welk woord geeft bezit aan?
Was jij je haar vaak?

Welk woord kun je vervangen door je eigen naam? Zij wilde bloemen meebrengen voor haar oma.

Hij wil mij een cadeautje geven.
Hij = ?

1. PSV
2. BZV

Hij wil mij een cadeautje geven.
Mij = ?

1. PSV
2. BZV

Ik heb meneer Veldhuis gebeld.
PSV = ?

1. Ik
2. meneer
3. Veldhuis
4. gebeld

Jennifer heeft een proefwerk gemaakt.
Jennifer = ?

1. ZN
2. PSV
3. een en proefwerk
4. heeft en gemaakt

Taak voor vandaag:

- Maak paragraaf 5.7 (opdracht 1 t/m 6)

- Als je nog niet klaar bent: paragraaf 5.5

Even herhalen

- Een PSV staat in een de plaats van een zelfstandig naamwoord

- Een PSV 'verwijst' dus naar een woord dat eerder is gebruikt

- Voorbeelden van PSV zijn: ik, jij, haar, hij, we, jullie, ons

Wat is de betekenis van: beperkt blijven tot

1. telkens weer, regelmatig
2. klaar
3. de richting op gaan van
4. niet verder gaan dan

De dans ontspringen.

1. Je hoeft niet naar je werk vandaag.
2. Je hoeft niet mee te doen met iets dat je erg vervelend vindt.
3. Je hoeft niet te dansen met de tante die je altijd natte zoenen geeft.
4. Je hebt een fout gemaakt, maar gelukkig kun je die top tijd herstellen.

Wat is het PSV?
Lianne heeft een cadeautje gekregen van haar.

Welk woord is een PSV?
Wie heeft dat jou verteld?

Even herhalen

- Een PSV staat in een de plaats van een zelfstandig naamwoord

- Een PSV 'verwijst' dus naar een woord dat eerder is gebruikt

- Voorbeelden van PSV zijn: ik, jij, haar, hij, we, jullie, ons;

Hij heeft haar gevraagd naar ons  te komen. 

BZV

- Een BZV geeft 'bezit' aan.

- Je kunt een BZV vervangen door 'mijn' als test. 

- Voorbeelden van een BZV zijn: jouw, mijn, onze, zijn, haar

Welk woord is een BZV?
Mijn zusje kan soms zó irritant zijn.

Welk woord is een BZV?
Wie heeft haar boek geleend?

Welk BZV hoort bij 'ik'?

Taak voor deze week:

• Maken opdrachten van 5.5: 1 t/m 7, 9 t/m 16

• maken opdrachten van 5.7: 1 t/m 12, 15, 18 en 20