In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Wat is volgens jou de Present Perfect?
Slide 1 - Woordweb
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Bedenk zelf een zin met daarin de Present Perfect.
Slide 4 - Open vraag
Kies hier de juiste optie. Would you like a some coffee? No thanks. I ...... my breakfast.
A
had just had
B
have just had
C
have just have
D
has just had
Slide 5 - Quizvraag
Kies hier de juiste optie. For how long .... in Eindhoven?
A
did you live
B
live you
C
have you lived
D
lived you
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Practice
Do exercise 1 and 2 on page 112 in your Student's book.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Wat is volgens jou de Present Perfect?
Slide 10 - Woordweb
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Past Simple
Slide 13 - Woordweb
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
I lived in Stein
I have lived in Stein
Present Perfect
Past Simple
Slide 16 - Sleepvraag
Verschil present perfect en past simple
Bij de past simple is de actie in het verleden nu afgelopen.
Bij de present perfect is de actie nog bezig of is er nog een link met het verleden.
Slide 17 - Tekstslide
Verschillen
Signaal woorden:
Present perfect: For, Yet, Never, Ever, Just, Already, Since, So, Still Past simple: last year, last month, yesterday, the day before yesterday, in 2010, an hour ago, a week ago
Slide 18 - Tekstslide
I have known him all my life.
A
past simple
B
present perfect
Slide 19 - Quizvraag
My cat died last week.
A
past simple
B
present perfect
Slide 20 - Quizvraag
Somebody's just painted a picture on the wall.
A
past simple
B
present perfect
Slide 21 - Quizvraag
Rebecca has ... to bed.
A
been
B
gone
Slide 22 - Quizvraag
bij welke tijd hoort het signaalwoord: since
A
past simple
B
present perfect
Slide 23 - Quizvraag
bij welke tijd hoort het signaalwoord: ago
A
past simple
B
present perfect
Slide 24 - Quizvraag
bij welke tijd hoort het signaalwoord: yesterday
A
past simple
B
present perfect
Slide 25 - Quizvraag
Present perfect: I ...... (read)
A
I read
B
I have read
Slide 26 - Quizvraag
Maak present perfect: I ..... an apple.
A
have eated
B
has eated
C
have eaten
D
has eaten
Slide 27 - Quizvraag
I ____ (lose) my passport. So I can't fly to Spain.
A
lose
B
lost
C
have lose
D
have lost
Slide 28 - Quizvraag
We ______ (work) 5 hours yesterday.
A
work
B
works
C
worked
D
have worked
Slide 29 - Quizvraag
Maak present perfect: Peter ______ (tell) a joke, that's why everyone is laughing.