Nederlands thema 2, taak C Mag ik iets vragen?

Taak C, Mag ik iets vragen?
Wanneer je met het OV reist, kom je mensen tegen die je niet kent. Als je dan hulp nodig hebt, kun je aan deze mensen een vraag stellen.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taak C, Mag ik iets vragen?
Wanneer je met het OV reist, kom je mensen tegen die je niet kent. Als je dan hulp nodig hebt, kun je aan deze mensen een vraag stellen.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel:

Ik kan informatie vragen aan een onbekende.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Op het vorige plaatje zie je een meisje dat haar tas heeft laten liggen in de bus. Wat kan het meisje nu doen?

Slide 4 - Open vraag

Luisterfragment
Voordat je gaat kijken, lees je eerst de vragen:
1. Wat wil Leroy weten?
2. Aan wie stelt Leroy zijn vraag?
3. Gebruikt Leroy het juiste taalgebruik? (u/jij)
4. Welke vraag stelt Leroy?
5. Gaat Leroy ook na of de ander tijd heeft om zijn vraag te beantwoorden? Leg uit waarom wel of niet.

Slide 5 - Tekstslide

1. Wat wil Leroy weten?

Slide 6 - Open vraag

2. Aan wie stelt Leroy zijn vraag?

Slide 7 - Open vraag

3. Gebruikt Leroy het juiste taalgebruik? (u/jij)

Slide 8 - Open vraag

4. Welke vraag stelt Leroy?

Slide 9 - Open vraag

5. Gaat Leroy na of de ander tijd heeft om zijn vraag te beantwoorden? Leg ook uit waarom wel of niet.

Slide 10 - Open vraag

uitleg
Als je vragen stelt, voer je een gesprek. Om een gesprek goed te laten verlopen, moet je je aan bepaalde regels houden. 
Gespreksregels:
Kijk de ander aan
Gebruik nette en beleefde taal
Laat de ander uitpraten
Spreek duidelijk

Slide 11 - Tekstslide

Luisterfragmenten
Je gaat kijken en luisteren naar 3 fragmenten waarin mensen elkaar vragen stellen. Lees eerst de vraag die bij elk fragment gesteld wordt:
Aan welke gespreksregel houdt 1 van de sprekers zich niet?
-kijk de ander aan
- gebruik nette en beleefde taal
- Laat elkaar uitspreken
-Spreek duidelijk

Slide 12 - Tekstslide

Aan welke gespreksregel houdt 1 van de sprekers zich niet?
A
Kijk de ander aan
B
Gebruik nette en beleefde taal
C
Laat elkaar uitspreken
D
Spreek duidelijk

Slide 13 - Quizvraag

Aan welke gespreksregel houdt 1 van de sprekers zich niet?
A
kijk de ander aan
B
Gebruik nette en beleefde taal
C
Laat elkaar uitspreken
D
Spreek duidelijk

Slide 14 - Quizvraag

Aan welke gespreksregel houdt 1 van de sprekers zich niet?
A
Kijk de ander aan
B
Gebruik nette en beleefde taal
C
Laat elkaar uitspreken
D
Spreek duidelijk

Slide 15 - Quizvraag

Uitleg
Soms weet je niet zeker of je een antwoord goed hebt begrepen. Dan kun je dit controleren door een controlevraag te stellen.

Als je een controlevraag stelt, herhaal je bijvoorbeeld in eigen woorden wat de ander heeft gezegd. Of je vat samen wat de ander heeft gezegd en vraagt of deze samenvatting klopt. De ander kan dan aangeven of je zijn antwoord goed hebt begrepen.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat kan de jongen zeggen om te controleren of hij het antwoord heeft begrepen?
A
Dus de trap af en dan aan de linkerkant?
B
Huh? Ik snap het niet!
C
Ik kijk wel, bedankt!

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Wat zou de jongen kunnen vragen in het stripverhaal?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Wat zou het meisje kunnen vragen in het stripverhaal?

Slide 22 - Open vraag

Uitleg
Als je een antwoord niet begrijpt of meer wil weten, kun je een vervolgvraag stellen.
Een vervolgvraag is meestal een open vraag, omdat je met een open vraag een uitgebreider antwoord krijgt. 
Een open vraag begint met een vraagwoord: wie, wat waar, waarom, hoe en wanneer.
-Wie bedoelt u precies?
-Wat moet ik daarna doen?

Slide 23 - Tekstslide

Dirk gaat vandaag voor het eerst naar zijn stage. Om op zijn stage te komen, moet hij de bus nemen. Hij weet dat hij moet uitstappen bij de Kerkstraat. Ah, daar komt de bus! Dirk stapt in: 'Goedemorgen, kunt u het zeggen als we bij de halte Kerkstraat zijn?' vraagt Dirk. 'Daar stop ik niet' zegt de buschauffeur.

Welke vraag kan Dirk aan de buschauffeur stellen?
A
O, maar kunnen we dat niet even regelen?
B
Welke bus kan ik dan nemen?
C
Oke, doei!

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Welke vervolgvraag kan Emine stellen aan de medewerker van het pretpark?

Slide 26 - Open vraag

Welke 4 gespreksregels waren er ook alweer?

Slide 27 - Open vraag

Leg uit wat een controlevraag is

Slide 28 - Open vraag

Leg uit wat een vervolgvraag is

Slide 29 - Open vraag

Wat zijn de 6 vraagwoorden?

Slide 30 - Open vraag