6.3 Geslachtelijke voortplanting
Bij geslachtelijke voortplanting versmelten 2 geslachtscellen (eicel en zaadcel). Hierdoor ontstaat een nieuw organisme.
In een geslachtscel komen de genen (en chromosomen) niet in paren voor, maar enkelvoudig.
De helft van het genotype van een organisme komt van de vader en de andere helft komt van de moeder.