Frans Mavo 1 Unité 3 werkwoorden op -er en être en avoir

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Wat gaan we deze les doen?

- Vocabulaire = Vertaal de 10 woorden

- Werkwoorden: -er

Leerdoelen van de les

Na deze les kun je:

-werkwoorden op ER vervoegen/toepassen in een zin.

Regelmatige werkwoorden op -er

De meeste werkwoorden in het Frans eindigen op -ER. 

Bijvoorbeeld:

• danser, chanter, habiter
• travailler
• écouter, parler, jouer, aimer, adorer

Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit noemen we de regelmatige werkwoorden. 

De stam

De stam maak je door -ER van het hele werkwoord  af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...

Bijvoorbeeld:

parler --> parl

danser --> dans

De uitgangen

Wat is de stam van het werkwoord 'chercher, aimer, adorer, '?

Kies de juiste zin.
ww = PARLER

1. Nous parles français.
2. Nous parlons français.
3. Nous parlent français
4. Nous parlez français.

Kies de juiste zin.
ww = TÉLÉPHONER

1. Tu téléphone ta mère.
2. Tu téléphones ta mère.
3. Tu téléphonez ta mère.
4. Tu téléphonent ta mère.

Kies de juiste zin.
ww = AIMER

1. J'aime la musique.
2. Je aime la musique.
3. J'aimes la musique.
4. J'aiment la musique.

Kies de juiste zin.
ww = REGARDER

1. Ils regardes le football.
2. Ils regardons le football.
3. Ils regardez le football.
4. Ils regardent le football.

Kies de juiste zin.
ww = PARLER

1. Vous parle néerlandais.
2. Vous parles Français.
3. Vous parlez Français.
4. Vous parlent anglais

Hoe vervoeg je het werkwoord 'travailler': nous .....? vous....? Ils/elles......?

Hoe vervoeg je het werkwoord 'adorer': Roos et Floor (elles) ...... ?

elles (avoir)

1. avons
2. sont
3. ont
4. avez

nous (avoir)

1. sommes
2. ont
3. avez
4. avons

elle (avoir)

1. as
2. est
3. ont
4. a

Vous (être)

1. êtes
2. avez
3. ont
4. sommes

Tu (être)

1. as
2. est
3. es
4. a

Marie et Pierre (être)

1. est
2. sont
3. ont
4. sommes

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft

B. zij zijn

C.  jij/je  hebt

D.  wij/we  zijn

E. jij / je bent

F. wij hebben

1.  nous  avons

2.  tu  es

3.  ils  sont

4.  tu  as

5.  nous  sommes

6.  elle  a

Hoe goed ken je de werkwoorden
op -er en être en avoir? Geef jezelf een cijfer.

FIJNE DAG en TOT DE VOLGENDE KEER!