G6BE - Les 2024-11-18

Bedrijfseconomie G6
2024-11-25
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bedrijfseconomie G6
2024-11-25

Slide 1 - Tekstslide

            Voorspelbaar gedrag?
De les is begonnen, als ik ben begonnen (er staat wat op het (digi)bord geprojecteerd/geschreven).  
Te laat? Haal een groene kaart,  niet mopperen, hoort bij onze maatschappij.

Iedereen heeft eigen device, dat werkt en opgeladen is. Vaker dit niet voor elkaar 
(volgens mijn grillen ;-)) -> uit de les, verwijderd/boeken vergeten melding.
Device is keiharde noodzaak! Verder hou ik van technologie en ben ik een beetje hypocriet. Want hoewel ik mijn mobiel soms zal gebruiken wil ik die van jullie niet zien. Behalve als ik er expliciet naar vraag. Kan je er niet vanaf blijven? Dan mag het in de telefoontas. Ik wil ook niet waarschuwen, mobiel zien = inleveren en oranje kaart halen, zonder mopperen. Dat kan best oncomfortabel voor je zijn, dus hou dit zelf in de gaten. Thuis of in de kluis.

Geen eten/drinken (alleen flesje water is ok, geen kauwgum, blikjes cola, zakken chips, broodjes gezond...etc 
eten/drinken doe je in de pauze.).

Elke regel, in het kader van Wim's wil is wet in het klaslokaal, die je met goede reden wil breken, bespreek je VOORAF.
Verder ben ik best redelijk.... vind ik zelf ;-)  

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Na vandaag, 
weet je (weer) over:


- Investeringsselectie 



Spoorboekje

  • Introductie
  • Voorspelbaargedrag
  • Investeringsselectie H1/H2
  • Cadeautje voor mij en voor jou? 



Slide 3 - Tekstslide

Vandaag is het
A
Maandag
B
Dinsdag

Slide 4 - Quizvraag

Praktische component?
Ik overweeg om een nieuwe auto te kopen.

Keuze A : Kia EV3 (electrisch)
Keuze B : Nissan Qashqai (electrisch/benzine)
Keuze C : huidige auto 'oprijden' 

Slide 5 - Tekstslide

Wat wil je allemaal van mij weten om te helpen een keuze te maken?

Slide 6 - Woordweb

Praktische component?
Ik overweeg om een nieuwe auto te kopen.
e-mail je spreadsheet: w.vander.kamp@cgu.nl
Keuze A : Kia EV3 (electrisch) 35.000 bij betalen (na inruil) 81.4kWh ± 500km
Keuze B : Nissan Qashqai (electrisch/benzine) (32.500 bij betalen na inruil) 
Keuze C : huidige auto 'oprijden' 

timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

Planning H5 F&V
Ga in LearnBeat aan de slag met H5 F&V 

timer
15:00

Slide 8 - Tekstslide

Ontwerp een spreadsheet
Maak een spreadsheet waarbij je de verschillende keuzes meeneemt in de overweging.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

H1 Investeringsselectie
Ondernemingen investeren in materiële en immateriële activa met als doel het behalen van winst.

Voorafgaand aan de investering zal een onderneming eerst een inschatting willen maken in hoeverre de investering "de moeite waard" is: investeringsselectie.

Belangrijke begrippen met betrekking tot investeringsselectie:
- Cashflow (les 1)
- Terugverdienperiode (les 1)
- Netto contante waarde (les 2)

Slide 11 - Tekstslide

Cashflow
Het verschil tussen de geldstroom die de onderneming door de investering ontvangt en de geldstroom die zij uitgeeft.

Cashflow start jaar 1 = negatief t.w.v. de investering

Cashflow volgende jaren = positief als met de producten die met de investering worden geproduceerd meer geld binnenstroomt dan wegvloeit

Slide 12 - Tekstslide

Waarom is de cashflow in de start van jaar 1 negatief ten hoogte van de investering?

Slide 13 - Open vraag

Cashflow
Aan het begin van het investeringsproject is de cashflow negatief en gelijk aan de uitgave die veroorzaakt wordt door de investering. 

Tijdens de levensduur van het project:
Cashflow = winst na belasting + afschrijvingskosten 

Aan het eind van het project:
Cashflow = winst na belasting + afschrijvingskosten + restwaarde 


Slide 14 - Tekstslide

Gegeven is de volgende informatie:
Kosten per product: Loon €5, Grondstof €10, Afschrijving €3
Afzet: 1000 stuks, Prijs: €20
Wat is de kostprijs per product?

Slide 15 - Open vraag

Gegeven is de volgende informatie:
Kosten per product: Loon €5, Grondstof €10, Afschrijving €3
Afzet: 1000 stuks, Prijs €20
Hoeveel Liquide middelen worden er ontvangen?

Slide 16 - Open vraag

Gegeven is de volgende informatie:
Kosten per product: Loon €5, Grondstof €10, Afschrijving €3
Afzet: 1000 stuks, Prijs: €20
Hoeveel Liquide middelen worden er besteed?

Slide 17 - Open vraag

Waarom leiden de afschrijvingskosten niet tot een afname van de liquide middelen?

Slide 18 - Open vraag

Gegeven is de volgende informatie:
Kosten per product: Loon €5, Grondstof €10, Afschrijving €3
Afzet: 1000 stuks, Prijs €20
Wat is de cashflow voor deze onderneming? (belasting buiten beschouwing gelaten)

Slide 19 - Open vraag

Terugverdientijd
De terugverdientijd is de periode waarin de investering zichzelf terugverdient met behulp van de (jaarlijkse)cashflows. 
Investering € 400.000,-
Cashflow jaar 1 € 100.000,-
Cashflow jaar 2 € 150.000,-
Cashflow jaar 3 € 250.000,-
Cashflow jaar 4 € 350.000,-


Slide 20 - Tekstslide

Investering € 400.000,-; Cashflow jaar 1 € 100.000,-; Cashflow jaar 2 € 150.000,-; Cashflow jaar 3 € 250.000,-; Cashflow jaar 4 € 350.000,-
Terugverdientijd?
A
2 jaar
B
2 jaar en 7 maanden
C
2 jaar en 8 maanden
D
3 jaar

Slide 21 - Quizvraag

Terugverdientijd
 Terugverdientijd van investering  (€400.000)
Na twee jaar is er €250.000 terugverdiend. Hij moet dus nog €150.000 in het derde jaar terug verdienen. 

De cashflow in het derde jaar is €250.000 dus hij  moet nog €150.000/€250.000x 12 maanden= 7,2 maanden; afgerond 8 maanden. 

De terugverdientijd is dus 24 maanden (2 jaar) + 8 maanden = 32 maanden. 

Slide 22 - Tekstslide

Terugverdientijd
Voordelen:
- Eenvoudige berekening
Nadelen:
- Houdt geen rekening met interest
- Houdt geen rekening met verdeling cashflows over de perioden
- Houdt geen rekening met cashflows na de terugverdientijd

Slide 23 - Tekstslide

Voor 31 december moet je mij € 100,- betalen. Als je 1 januari betaalt, krijg je € 2,- korting. De marktrente is 3%.
A
Ik betaal € 98,- op 1 januari
B
Ik betaal € 100,- op 31 december

Slide 24 - Quizvraag

€ 100,- vòòr 31 december. Rente is 2%. Met welk aanbod van betalen op 1 januari ga je nog net akkoord?
A
€ 97,95
B
€ 98,00
C
€ 98,05
D
€ 98,10

Slide 25 - Quizvraag

Netto Contante Waarde
Is een investeringsproject acceptabel?
 
De contante waarde van de cashflows 
De contante waarde van de investeringen -
positief? dan gaat het project door 

Wanneer het negatief is zullen we het niet doorzetten. 

Slide 26 - Tekstslide

Netto Contante Waarde
Omzet                                                                            €1.600.000
Afschrijvingskosten  €45.000
Loonkosten                   €1.000.000
Overige kosten            €330.000
                                                                                           €1.375.000  -
                                                                                          €    25.000
Vennootschapsbelasting
20% x €225.000                                                         €       5.000
                                                                                           €     20.000  (Winst na belasting)

Slide 27 - Tekstslide

Netto Contante Waarde
Investering € 265.000,-
Jaarlijkse cashflow aan het einde van het jaar gedurende 5 jaar € 65.000,-
Restwaarde na 5 jaar € 15.000,-
Minimaal geëist rendement 9%

Gaan we investeren?


Slide 28 - Tekstslide

Netto Contante Waarde
CW Positieve kasstromen = CW Jaarlijkse Cashflow + CW restwaarde
NCW = Netto Contante Waarde = CW jaarlijkse cashflows + CW restwaarde - investering

Je gaat enkel investeren, wanneer NCW > 0

Slide 29 - Tekstslide

Investering € 265.000,-; Jaarlijkse cashflow aan het einde van het jaar gedurende 5 jaar € 65.000,-
Restwaarde na 5 jaar € 15.000,-
Minimaal geëist rendement 9%
A
Ja, 340.000 > 265.000
B
Ja, 325.000 > 250.000
C
Ja, 252.828 > 250.000
D
Nee, 262.577 < 265.000

Slide 30 - Quizvraag

Netto Contante Waarde
cashflow jaar 1: €65.000/1,09^1 of €65.000x 1,09^-1
jaar 2: €65.000x1,09^-2 = 
jaar 3: €65.000x1,09^-3 = 
jaar 4: €65.000x1,09^-4 = 
jaar 5: €80.000x1,09^-5 = 
NCW €262.576,97 - €265.000 = -€2.423,03 is negatief dus ze gaan niet investeren 

Slide 31 - Tekstslide

Netto Contante Waarde
Bij hetzelfde investeringsbedrag kiezen voor het project met de hoogste contante waarde

Met een verschillend investeringsbedrag kiezen op basis van de netto contante waarde per geïnvesteerde euro

Slide 32 - Tekstslide