4 TL paragraaf 2.1

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 2
Geld genoeg?

2.1 Hoe geef jij je geld uit?
2.2 Ga je sparen of beleggen?
2.3 Wie leent, maakt schulden
2.4 Geld moet rollen!

Slide 2 - Tekstslide

Voor we starten. 
Weet je het nog?

Slide 3 - Tekstslide

Je krijgt bijles wiskunde. Als dank geef je je docent een bosje bloemen.
Hier is sprake van een ...
A
directe ruil
B
indirecte ruil

Slide 4 - Quizvraag

Wat is chartaal geld?
A
Geld op je bankrekening, plus munten en bankbiljetten.
B
Geld dat bestaat uit munten en bankbiljetten.
C
Geld op je spaarreking.
D
Het geld op je betaalrekening.

Slide 5 - Quizvraag

Welk spaarmotief heb je als je voor je rijbewijs spaart?

Slide 6 - Open vraag

Waar staan alleen dagelijkse uitgaven?
A
fitnessabonnement, broodje gezond, verzekeringspremie
B
bioscoopkaartje, portie frites, tijdschrift
C
vakantie, blikje cola, reparatie scooter

Slide 7 - Quizvraag

Je leent € 1000 en betaalt het in 36 maandtermijnen van € 34,75 terug. Hoeveel moet je aflossen?

Slide 8 - Open vraag

Wat gaan we doen vandaag?

  • Huiswerk bespreken
  • Leerdoelen paragraaf 2.1
  • Instructie 2.1
  • Aan de slag met paragraaf 2.1
  • Evaluatie van de leerdoelen
  • Afsluiten

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 is nu af.
Denk even aan wat je allemaal geleerd hebt!

Slide 11 - Tekstslide

Stel je bent docent.
Welke onderwerpen van
hst 1 zou jij
in SE 1 doen?

Slide 12 - Woordweb

Leerdoelen van vandaag (2.1)
Na deze lees kun je... 
  • verschillende soorten uitgaven beschrijven.
  • een budgetplan opstellen.
  • een reservering berekenen.
  •  gevolgen noemen die mijn bestedingen voor anderen  kunnen hebben.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Waar staat het NIBUD voor?

Slide 15 - Tekstslide

Nibud
  • Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
  • Geeft voorlichting over verstandig budgetteren
  • Hulpmiddel hierbij is een begroting
  • Overzicht van je inkomsten en uitgaven
  • Jongeren => zakgeld


Slide 16 - Tekstslide

Schrijf in je schrift minstens 15 dingen waar jullie thuis de afgelopen maand geld aan uit gegeven hebben.

Slide 17 - Tekstslide

Soorten uitgaven
Dagelijkse uitgaven             Vaste lasten          Incidentele uitgaven

...                                                     ...                               ...
...                                                     ...                               ...
...                                                     ...                               ...

Slide 18 - Tekstslide

Soorten uitgaven
  • Dagelijkste uitgaven: alledaagse uitgaven zoals boodschappen maar ook benzine voor in de auto.
  • Vaste lasten: uitgaven die je op vaststaande momenten moet betalen zoals huur maar ook de autoverzekering en wegenbelasting.
  • Incidentele uitgaven: grote uitgaven die je niet zo vaak doet zoals een vakantie of een nieuwe bank maar ook een andere auto of een grote reparatie aan de auto.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Budgetplan
Budgetteren;
 een overzicht maken van je verwachte inkomsten en uitgaven in een budgetplan of begroting.



Slide 21 - Tekstslide

Wat heb je liever?
  • € 7,50 zakgeld per week of
  • € 30 zakgeld per maand?
  • ik zou voor de € 7,50 gaan 
  • hoeveel is dit per maand?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Omrekenen van maand naar week
  • Als je gaat omrekenen van maand naar week deel dan NOOIT door 4!!!
  • Hoe dan wel??
  • Je gaat een tussenstap maken
  • Bereken eerst om naar één jaar
  • 1 jaar heeft 12 maanden, 52 weken en 365 dagen



Slide 24 - Tekstslide

Reserveren
  • Joey gaat met vier vrienden twee weken kamperen. 
  • Ze huren een tent voor 5-8 personen. 
  • Over drie maanden moet Joey betalen.
  • Hoeveel moet hij vanaf nu per maand reserveren?

€ 130 
per week

Slide 25 - Tekstslide

Hoe bereken je dit?
  • Benodigd bedrag?
  • Twee weken is 2 x € 130,00 = € 260,00
  • Hoeveel is dit per persoon?
  • € 260,00 : 5 = € 52,00
  • Hoeveel moet je dan reserveren?
  • € 52,00 : 3 = € 17,33 per maand



Slide 26 - Tekstslide

Gevolgen van jouw bestedingen
Geld dat je uitgeeft komt vaak bij een producent. 
  • Wat doet de producent met jouw geld?
  • Houdt die producent rekening met het milieu?
  • Zorgt hij goed voor zijn personeel?
Als je spaart, zet je geld op de bank.
 Wat doet de bank met jouw geld?
Leent de bank het uit aan een producent die arbeiders uitbuit? Of aan de wapenindustrie?
Kies bewust en draag bij aan een betere wereld.


Gevolgen van jouw bestedingen
Geld dat je uitgeeft komt vaak bij een producent. 
  • Wat doet de producent met jouw geld?
  • Houdt die producent rekening met het milieu?
  • Zorgt hij goed voor zijn personeel?
Als je spaart, zet je geld op de bank.
 Wat doet de bank met jouw geld?
  • Leent de bank het uit aan een producent die arbeiders uitbuit? Of aan de wapenindustrie?
  • Kies bewust en draag bij aan een betere wereld.

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoelen van vandaag
  • Ik kan verschillende soorten uitgaven beschrijven.
  • Ik kan een budgetplan opstellen.
  • Ik kan een reservering berekenen.
  • Ik kan gevolgen noemen die mijn bestedingen voor anderen  kunnen hebben.

Slide 28 - Tekstslide




Zijn er nog vragen?

Slide 29 - Tekstslide

Werk de komende 15 minuten aan de opdrachten van 2.1.

timer
10:00

Slide 30 - Tekstslide

Werk verder aan 2.1
Ben je klaar en ...

... vind je het nog lastig? Ga naar bladzijde 60.
... wil je meer uitdaging? Ga naar bladzijde 62.
... wil je meer oefenen met rekenen? Ga naar bladzijde 64.

Slide 31 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende keer
Maken paragraaf 2.1 
Je kunt hier nog aan werken tot het tijd is.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide