vragen stellen in het Frans

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Poser des questions en français

Chapitre 5

Lesdoelen

Aan het einde van de les kun je:

- zinnen vragend maken met inversie

- zinnen vragend maken met een vraagwoord

- de verschillende betekenissen van quel herkennen.

Ken jij manieren
waarop je vragen
kunt stellen in het Frans?

Vraagwoorden in het Frans

In de volgende slide gebruiken we de volgende zin als voorbeeld:

Vous acheterez un chat.

Betekenis: Jullie zullen / U zal een kat kopen.

A. Manieren van vragen stellen zonder vraagwoord:

   1. Est-ce que + gewone zin + ? 

p. ex.: Est-ce que vous acheterez un chat?

   2. Inversie (omkering van onderwerp & persoonsvorm)+ rest van de zin+ ? 

p. ex.: Achterez-vous un chat?  

LET OP! BIJ INVERSIE:

Het onderwerp MOET een persoonlijk vwn zijn. Dus: je / tu / il / elle / on / nous / vous / ils / elles. Staat er een ander onderwerp, dan vervang je deze door een pers vnw:

p.ex. Mes parents ont mangé

Ont-ils mangé?

Maak de onderstaande zin vragend met behulp van est-ce que. Sleep de woorden in de juiste volgorde.

1. Tu es déjà allé dans un pays francophone.

est-ce que

tu

es

déjà

allé

dans un pays francophone

?

Maak de onderstaande zin vragend door middel van inversie. Sleep de woorden in de juiste volgorde.

1. Tu es déjà allé dans un pays francophone.

tu

es

déjà

allé

dans un pays francophone

?

-

B. Met vraagwoord

1.  vraagwoord + est-ce que + gewone zin + ?

       p. ex.:  Quand est-ce que vous acheterez un chat?

Vraagwoorden 

In het Frans kennen we de volgende vraagwoorden:

combien = hoeveel

comment = hoe 

où = waar

pourquoi = waarom

quand = wanneer

que/qu'est-ce que = wat

qui = wie 

welk woord is geen vraagwoord?

1. quand
2. ou
3. comment
4. pourquoi

Wat is geen vraagwoord?

1. Combien
2. quand
3. pour
4. quel

Welk woord is een vraagwoord?

1. souvent
2. pourquoi
3. chouette
4. beaucoup

Wat is geen vraagwoord?

1. Combien
2. quand
3. pour
4. quel

Vul het juiste vraagwoord in :
......tu fais comme sport ?

1. pourquoi
2. qu'est-ce que
3. quand
4. où

Welk vraagwoord is correct?
……… est-ce que va à la fète de Yann?

1. comment
2. où
3. qui
4. quand

Welk vraagwoord is hier nodig?
Ton anniversaire, c’est ... ?

1. pourquoi
2. qui
3. combien
4. quand

Welk vraagwoord past in de zin:
" ... tu détestes l'anglais?"

1. quand
2. pourquoi
3. qu'est-ce que
4. qui

Welk vraagwoord zoeken we?
Tu habites ....? Moi, j'habite à Liège.

1. combien
2. comment
3. quand
4. où

Welk vraagwoord zoeken we?
..... tu t'appelles? Je m'appelle Robin.

1. combien
2. comment
3. quand
4. où

Heb jij nog een vraag over de les?

1. Alles is helder
2. 1 kort klein vraagje
3. ik snap er niks van, HELP!