H 7 Vogelvlucht, de tijd van pruiken en revoluties

Vogelvlucht
De tijd van pruiken en revoluties.
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vogelvlucht
De tijd van pruiken en revoluties.

Slide 1 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten

Tijd van pruiken en revoluties


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video



Rationeel
optimisme en ‘verlicht denken’ werd toegepast op alle terreinen van de
samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen





Voortbestaan van
het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse
verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)





De democratische
revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten,
grondrechten en staatsburgerschap



 





Uitbouw van de
Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee
verbonden transatlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme



 



Slide 4 - Tekstslide

Rationeel optimisme en 'verlicht denken'dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
  • Hoe rationeel en opimistisch waren de ideeën van verlichte denkers en hoe deze werden toegepast.
  • Hoe dachten verlichte denkers over godsdienst.
  • Hoe dachten verlichte denkers over sociale verhoudingen.
  • Hoe dachten verlichte denkers over politiek.
  • Hoe dachten verlichte denkers over economie.

Slide 5 - Tekstslide

De verlichting

Door de wetenschappelijke revolutie ontstond het idee dat alle mensen toegang moeten krijgen tot de kennis. Het idee ontstond, dat kennis en verstand de mensheid hielpen om vanuit 'de duisternis' naar 'het licht' te komen. Er ontstond optimisme over de mogelijkheid om met de rede alles te begrijpen en te verbeteren. Rationalisme en kennis zouden de wereld beter maken. Deze revolutie in het denken wordt verlichting genoemd. In de westerse wereld raakte dit in de mode bij ontwikkelde mensen. Ze gingen in salons discussiëren, naar verlichte leesclubs en andere verenigingen.



Slide 6 - Tekstslide

Godsdienst: Ze vonden dat alle religies gelijke rechten moesten hebben. Sommige verlichters waren atheïst, maar sommigen waren ook deïst.

Sociale verhoudingen: Er waren verschillende ideeën over ongelijkheid, sommigen (bv. Voltaire) vonden  prima omdat de bevolking zich beter kon laten leiden door het gezag van adel of kerk. Maar anderen zoals Rousseau, vonden dat mensen gelijk zijn. Alle mensen waren geboren met verstand en moesten dus gelijke rechten hebben.

Politiek: Er ontstonden nieuwe politieke ideeën, ze wilden de politieke situatie. Locke stelde dat koningen hun macht niet krijgen van God, maar van burgers. Bestuurders moesten de mensenrechten beschermen. Hij was voor een rechtsstaat. Rousseau vond dat de hoogste gezag in de staat afkomstig was van het volk, de volkssoevereiniteit. Montesquieu vond dat als één persoon aan de macht komt die te maken krijgt met corruptie. Hij wilde de macht scheiden, driemachtenleer (trias politica).

Economie: Adam Smith kwam met het idee dat mensen van nature hun eigen voordeel na streven. Daarom vond hij dat mensen de ruimte moesten krijgen om hun eigenbelang na te streven. Hij was tegen het mercantilisme.

Slide 7 - Tekstslide

Tijdens de Franse democratische revolutie worden de voorrechten van de
rooms-katholieke kerk in Frankrijk afgeschaft.
Leg uit dat deze maatregel past bij de idealen van de Verlichting.

Slide 8 - Open vraag

Deze opvattingen van Rousseau spelen een rol in de democratische revoluties van het einde van de achttiende eeuw.
Noem
− een opvatting van Rousseau uit de bron en
− een democratische revolutie uit het einde van de achttiende eeuw en
leg met een voorbeeld uit, dat de opvatting van Rousseau in die revolutie een rol kan hebben gespeeld.
Moderne Tijd

Slide 9 - Open vraag

De filosoof Jean Jacques Rousseau schrijft in 1762 in zijn boek Emile, ou

l’éducation (Emile, of de opvoeding)

Tot nu toe heb ik geen onderscheid gemaakt tussen standen, rang en fortuin. En
ik zal dit in het vervolg ook niet doen, omdat alle mensen gelijk zijn, tot welke
stand zij ook behoren: de rijke heeft geen grotere maag dan de arme en hij
verteert zijn voedsel niet beter; de meester heeft geen langere of sterkere armen
dan zijn slaaf; een aanzienlijke is niet aanzienlijker dan een man uit het volk;
kortom: omdat de natuurlijke behoeften overal hetzelfde zijn, moeten de
middelen om erin te voorzien ook overal dezelfde zijn. Alleen de natuur geeft de
mens onuitwisbare eigenschappen en de natuur maakt noch prinsen, noch
rijken, noch grote heren.

Slide 10 - Tekstslide

Gebruik bron volgende dia
De reacties op het optreden van Elisabeth Samson van de Surinaamse overheid en van de overheid in de Republiek passen bij twee kenmerkende aspecten van de achttiende eeuw.
Noem beide reacties en leg bij elke reactie uit, welk kenmerkend aspect van de achttiende eeuw erbij past.

Slide 11 - Open vraag

Jacob Jan Hartsinck (1716-1779) schrijft in 1770 een geschiedenis van

Suriname. Daarin schrijft hij over een vrouwelijke plantagehouder Elisabeth

Samson (1715-1771)

In het jaar 1765 is in Suriname grote beroering ontstaan door een vrije negerin
Elisabeth Samson genaamd, die wel dertig of veertig duizend guldens inkomen
uit haar plantage had. ’t Geval was dat zij zich aangeboden had om in
ondertrouw aangetekend te worden met een blanke, dat werd haar geweigerd.

Zij ging toen naar de heren directeuren van de Sociëteit1, die wel begrepen dat men het eigenlijk niet kon verbieden. Maar zij namen ook geen besluit over de
zaak, omdat de gouverneur2 en de raden de kwade gevolgen van huwelijken van blanken met zwarten in de kolonie breedvoerig hadden aangetoond. Vervolgens
schreef de genoemde Elisabeth Samson een verzoekschrift aan Hunne Hoog
Mogenden3. Die vonden geen wettige redenen om dit huwelijk te beletten, omdat zij een christen was en vrij. Daarop trouwde zij met ene Zubli, want de man waar
zij mee had willen trouwen was inmiddels overleden.

Slide 12 - Tekstslide

Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
  • Welke sociale verhoudingen waren er in Frankrijk?
  • Hoe streefden vorsten naar verlicht absolutisme?
  • Welke sociale verhoudingen waren er in Nederland?

Slide 13 - Tekstslide

Het ancien régime

Frankrijk was het land van de verlichting, maar ook van onvrijheid. Veel boeken werden verboden er was veel cencuur op publicaties.

Het oude bestuur van kerk en adel had veel invloed, zij probeerden veranderingen tegen te houden. (Ancien régime).

Er was een standenmaatschappij waarbij de adel (2e) en geestelijkheid (1e) voorrechten hadden en de boeren en burgers (3e) vooral plichten. De 3e stand had het zwaar, de prijzen stegen en de belastingen waren hoog.

Sommige vorsten probeerden verlichte hervormingen door te voeren, de succesvolste hierin was Frederik de Grote, koning van Pruisen. Hij stond godsdienst- en persvrijheid toe maar vond dat hij wel de absolute macht moest handhaven. Ook de Russische kiezerin Catharina de Grote probeerde het verlicht absolutisme, alleen werkte de Russische elite niet mee.

Slide 14 - Tekstslide

In Nederland was de bloeitijd van de economie voorbij en had de Republiek hoge schulden, de regenten werden hierdoor rijker. Ze leenden geld aan de overheid en daarover rente ontvingen. De overheid kon die rente alleen betalen door nog meer geld te lenen en belastingen te heffen.

In 1751 werd stadhouder Willem IV opgevolgd door zijn zoon Willem V hij liet de Republiek steeds meer op een monarchie lijken.

Slide 15 - Tekstslide

Gebruik bron op de volgende pagina .
De opvatting van Frederik de Grote in deze bron past bij het verlicht
absolutisme.
Toon dit aan.

Slide 16 - Open vraag

In 1777 schrijft de Pruisische koning Frederik de Grote over de manier waarop een

land moet worden bestuurd:

De koning is de vertegenwoordiger van de staat. Hij en zijn volk vormen samen één lichaam, dat alleen gelukkig kan zijn als de afzonderlijke delen door eensgezindheid bij elkaar worden gehouden. De vorst is voor de samenleving wat het hoofd is voor het lichaam: hij moet voor de hele gemeenschap zien, denken en optreden om haar alle gewenste voordelen te verschaffen. Als men wil dat het koningschap het wint van de republikeinse staatsvorm, dan staat de opdracht van de koning vast: hij moet energiek en eerlijk zijn, en al zijn krachten gebruiken om de taak die hem is opgelegd te vervullen.

Slide 17 - Tekstslide

In 1781 bepaalde keizer Jozef II voor zijn Oostenrijkse gebieden dat:
1 iedere onderdaan het recht kreeg zijn vroegere meester te verlaten en
elders werk te zoeken en
2 alle onderdanen voortaan zelf konden kiezen welk ambacht zij wilden
leren.
Op grond van deze maatregelen kun je Jozef II een verlicht vorst noemen.
Geef bij elke maatregel aan door welk verschillend Verlichtingsideaal Jozef II zich liet leiden.

Slide 18 - Open vraag

De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.
  • Hoe verliep de Amerikaanse revolutie?
  • Hoe verliep de Bataafse revolutie?
  • Hoe verliep de Franse revolutie?
  • Hoe ontwikkelde in Frankrijk de monarchie naar keizerrijk?

Slide 19 - Tekstslide

De democratische revoluties

Eind 18e eeuw maakten democratische revoluties een eind aan het ancien régime. Dit waren ingrijpende veranderingen waarbij democratische grondwetten werden ingevoerd en de onderdanen staatsburgers werden, met politieke burgerrechten en plichten.

1765 de eerste revolutie in Noord-Amerika, 13 Britse koloniën komen in opstand tegen hun moederland. Boston teaparty 16 dec 1773, ze wilden mee beslissen over de belastingen. Op 4 juli 1776 bereikte het zijn hoogtepunt toen ze zich als de Verenigde Staten van Amerika onafhankelijk verklaarden. Hun onafhankelijksheidsverklaring was gebaseerd op de ideeeën van John Locke. De revolutie eindigde op september 1787 met de vastelling van de grondwet.

Slide 20 - Tekstslide

 De Bataafse revolutie

De Amerikaanse revolutie was een voorbeeld voor de verlichte Europeanen, in Nederland werd de stadhouder aangevallen in het pamflet 'Aan het volk van Nederland'. De stadhouder zou het volk gebruiken als erfelijk eigendom, terwijl alle mensen van nature vrij waren. Als voorbeeld nam hij de Batavieren, die zelf hun zaken hadden geregeld.  

Gewapende patriotten verjoegen in 1786 regenten in Utrecht en ook de stadhouder probeerden ze te verjagen. Deze kreeg hulp van de koning van Pruisen en de patriotten vluchten naar Frankrijk. in 1795 vielen ze met hulp van het Franse leger Nederland weer binnen en grepen de macht. Willem V vluchtte naar Engeland.  De Bataafse Republiek werd uitgeroepen, er kwam godsdienstvrijheid  en scheiding van kerk en staat. Napoleon maakten in 1806 een eind aan de Bataafse Revolutie door er een koninkrijk van te maken en in 1810 werd het onderdeel van Frankrijk.


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

De Franse revolutie

5 mei 1789 in Frankrijk kwam sinds 175 jaar de Staten-Generaal weer bijelkaar. Koning Lodewijk XVI had de standenvergadering bijelkaar geroepen, de koning had geld nodig en moest meer belasting betalen. In de Staten-generaal kwam ruzie waarop de derde stand vertrok en de nationale vergadering uitriepen. Toen de koning het leger naar Parijs stuurde, brak de opstand uit. Op 14 juli 1789 veroverde een menigte de Bastille en sloeg het geweld van de Franse revolutie over naar de rest van Frankrijk.

3 fases:

1. Gematigden, kondigen verklaring van de Rechten van de Mens en Burger en namen 1791 democratische grondwet aan. Frankrijk werd een constitutionele monarchie.

2. Radicalen, vanaf 1792 vonden de verandering te traag en te weinig. Grijpen de macht en veroordelen burger Louis Capet ter dood. Het parlement vormde een regering onder leiding van de radicale Robespierre. Elke tegenstander was een vijand van het volk en de revolutie. Zij kregen de doodstraf. Door deze terreur stierven tienduizenden mensen. In 1794 werd Robespierre zelf onthoofd.

3. Napoleon greep de macht en kreeg de alleenheerschappij. Hij liet zijn staatsgreep door het volk goedkeuren in een referendum. Napoleon sloot vrede met andere landen en kroonde zichzelf in 1804 tot keizer en hervatte toen de oorlogen. In 1815 werd hij bij Waterloo definiteif verslagen.

Slide 23 - Tekstslide

De Franse filosoof en schrijver Voltaire (1694-1778) schreef in 1732:
"Stervelingen zijn (allemaal) gelijk: niet de geboorte, alleen de deugd
maakt onderscheid tussen hen."
Leg uit of deze uitspraak past bij de idealen van de
democratisch- revolutionairen ruim een halve eeuw later.

Slide 24 - Open vraag

Bron: Hiernaast zie je onthoofding van koningin Marie Antoinette.
Hoe heet de periode van de Franse revolutie waarmee deze gebeurtenis begon?

Slide 25 - Open vraag

Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme.
  • Hoe groeide de trans-Atlantische slavenhandel?
  • Welke slavernij was er op de Amerikaanse plantages?
  • Welke slavernij was er in de Nederlandse koloniën?
  • Hoe werd de slavernij afgeschaft?

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Kolonialisme en slavernij

Doordat Karel V op aandringen van de priester De las Casas de slavernij van indianen verbood, gingen kolonisten in Amerika slaven uit Afrika laten komen om te werken op plantages en in de mijnen. Zo kwam de trans-Atlantische slavenhandel op gang.

De Afrikanan waren bestand tegen tropische ziekten, de slavenhandel bereikte zijn hoogtepunt in de 18e eeuw.

De slaven werden gekocht van Afrikaanse handelaren, de meeste waren krijgsgevangen, anderen waren wegens misdaden of schulden tot slaaf gemaakt of door bendes uit dorpen geroofd. De slaven die naar Amerika gingen, werden ingescheept bij Europese factorijen op de kust van West-Afrika, gemiddeld overleed 15% tijdens de overtocht.

Uiteindelijk moesten ze werken op plantages waar voor de Europese markt werd geproduceerd, suiker, cacao, tabak en koffie.

De omstandigheden waren veel slechter dan in Afrika, Arabische of Ottomaanse gebieden, de slaven kregen dan ook veel te maken met intimidatie en wreedheden.

Nederland veroordeelde eerst de Spaanse en Portugese slavenhandel  omdat christenen geen mensenhandel hoorden te bedrijven. Maar nadat de WIC grote gebieden had veroverd, gingen ze meedoen met de slavenhandel. De slavenhandel was niet alleen gericht op Amerika maar ook naar Azië werden veel slaven vervoerd.

In de 18e eeuw was er een groep mensen die geïnspireerd door het christendom en de verlichting de slavernij wilden afschaffen. Dit wordt het abolitionisme genoemd . Nederland was een van de laatsten die slavernij afschaften (1860-1863)

Slide 30 - Tekstslide

Twee gegevens:
1 In 1630 veroverde de Nederlandse West-Indische Compagnie (WIC) de stad Recife in Brazilië. Rondom de stad lagen veel suikerplantages.
2 In 1637 veroverde de WIC het fort Elmina aan de kust van het huidige Ghana.
Leg uit dat de verovering van Recife de inname van Elmina wenselijk maakte.

Slide 31 - Open vraag

De Spaanse koning Karel V besluit in 1543 wetten in te voeren die de slavernij van Indianen verbieden. Over dit verbod ontstaat discussie en daarom stelt Karel een commissie in om het conflict op te lossen. In 1550 roept deze commissie in Valladolid (Spanje) twee geleerden op: Juan de Sepulvéda en
Bartolomé de las Casas. Gebruik bron 1 en 2 volgende dia's.
Beide standpunten uit het debat van 1550 worden gesteund door Spanjaarden in Zuid-Amerika, maar Juan de Sepulvéda krijgt meer steun dan Bartolomé de las Casas. Geef hiervoor een verklaring. Doe dat door: − eerst het standpunt van Juan de Sepulvéda weer te geven, − daarna het standpunt van Bartolomé de las Casas en − daarmee uit te leggen waarom Juan de Sepulvéda meer steun van Spanjaarden in Zuid-Amerika krijgt dan Bartolomé de las Casas.

Slide 32 - Open vraag

bron 1

Juan de Sepulvéda heeft geen bezwaar tegen de slavernij voor Indianen. Hij

zegt in 1550



Hou jezelf niet voor de gek door te denken dat de Indianen in een idyllische wereld leefden voordat de Spanjaarden kwamen. Integendeel, ze voerden onophoudelijk wrede oorlogen tegen elkaar en maakten zich schuldig aan kannibalisme op de overwonnenen. Is er al met al overtuigender bewijs van de meerderwaardigheid van sommige mensen boven andere wat betreft


intelligentie, geest en dapperheid, en het feit dat zulke mensen van nature slaven zijn? Het is waar dat sommigen aanleg hebben voor bepaalde ambachten, maar dat is geen bewijs voor hun menselijke intelligentie. We weten immers dat dieren, vogels en spinnen, bepaald werk kunnen doen dat geen enkel mens ze kan nadoen. Kortom, dit zijn de gewoonten van deze


minderwaardige mensen, barbaars, onbeschaafd en onmenselijk, voordat de Spanjaarden arriveerden. En dan spreken we nog niet eens over hun heidense godsdienst en hun zondige offers waarin ze de duivel als hun god vereerden, in de overtuiging dat ze hem geen beter offer konden brengen dan de harten van mensen. Hoe kunnen we er aan twijfelen, dat deze volken, zo onbeschaafd, zo barbaars en zo aangetast door ontaarding en ondeugd, met recht zijn overwonnen door een natie die menselijk is en uitblinkt in zoveel deugden?

Slide 33 - Tekstslide

bron 2

Bartolomé de las Casas is tegen de slavernij voor Indianen in 1550

Want alle volken, waar ook ter wereld, zijn mensen. En de omschrijving van
‘mens’, als onderdeel van een volk en afzonderlijk, is: het zijn rationele wezens.

 Allen bezitten verstand en wil, zijn gevormd naar het beeld en de gelijkenis van
God; allen hebben het natuurlijk vermogen om te begrijpen en zich kennis eigen te maken. Allen houden van goedheid en verafschuwen kwaad. Alle mensen zijn gelijk geschapen. Niemand wordt ‘verlicht’ geboren. Uit dit alles volgt dat wij allen in het begin geleid en gesteund moeten worden door hen die eerder zijn geboren dan wij. En de onbeschaafde volken op de aarde kunnen worden vergeleken met woeste grond waarop veel soorten onkruid en onbruikbare doornstruiken groeien, maar die zulke natuurlijke kwaliteit heeft dat ze door werk en zorg gezonde en nuttige vruchten kan opleveren.

Slide 34 - Tekstslide

Tussen de argumenten van De las Casas en die van Rousseau bestaat een opmerkelijke overeenkomst wat betreft hun visie op de mens, maar er is een belangrijk verschil in bewijsvoering.
Leg uit: (zie vorige bron en bron op volgende dia)
− wat deze overeenkomst is en
− wat dit verschil is.

Slide 35 - Open vraag

De filosoof Jean Jacques Rousseau schrijft in 1762 in zijn boek Emile, ou

l’éducation (Emile, of de opvoeding)

Tot nu toe heb ik geen onderscheid gemaakt tussen standen, rang en fortuin. En
ik zal dit in het vervolg ook niet doen, omdat alle mensen gelijk zijn, tot welke
stand zij ook behoren: de rijke heeft geen grotere maag dan de arme en hij
verteert zijn voedsel niet beter; de meester heeft geen langere of sterkere armen
dan zijn slaaf; een aanzienlijke is niet aanzienlijker dan een man uit het volk;
kortom: omdat de natuurlijke behoeften overal hetzelfde zijn, moeten de
middelen om erin te voorzien ook overal dezelfde zijn. Alleen de natuur geeft de
mens onuitwisbare eigenschappen en de natuur maakt noch prinsen, noch
rijken, noch grote heren.

Slide 36 - Tekstslide

Neem dit schema over in je schrift, doe de volgende sleepvraag en vul de begrippen in op de juiste plaats.

Slide 37 - Tekstslide

Renaissance
Splitsing kerk
Wereldeconomie
Ancien regime
wetenschap rev.
Gouden eeuw
ontdekkingsreizen
absolute macht
wetenschappelijke belangstelling
democratische rev.
Uitbouw Eu overheersing en abolitionisme
veranderend mens- en wereldbeeld.
Verlichting

Slide 38 - Sleepvraag


Stel 1 vraag over iets dat je deze
les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 39 - Open vraag