Kolonialisme en slavernij
Doordat Karel V op aandringen van de priester De las Casas de slavernij van indianen verbood, gingen kolonisten in Amerika slaven uit Afrika laten komen om te werken op plantages en in de mijnen. Zo kwam de trans-Atlantische slavenhandel op gang.
De Afrikanan waren bestand tegen tropische ziekten, de slavenhandel bereikte zijn hoogtepunt in de 18e eeuw.
De slaven werden gekocht van Afrikaanse handelaren, de meeste waren krijgsgevangen, anderen waren wegens misdaden of schulden tot slaaf gemaakt of door bendes uit dorpen geroofd. De slaven die naar Amerika gingen, werden ingescheept bij Europese factorijen op de kust van West-Afrika, gemiddeld overleed 15% tijdens de overtocht.
Uiteindelijk moesten ze werken op plantages waar voor de Europese markt werd geproduceerd, suiker, cacao, tabak en koffie.
De omstandigheden waren veel slechter dan in Afrika, Arabische of Ottomaanse gebieden, de slaven kregen dan ook veel te maken met intimidatie en wreedheden.
Nederland veroordeelde eerst de Spaanse en Portugese slavenhandel omdat christenen geen mensenhandel hoorden te bedrijven. Maar nadat de WIC grote gebieden had veroverd, gingen ze meedoen met de slavenhandel. De slavenhandel was niet alleen gericht op Amerika maar ook naar Azië werden veel slaven vervoerd.
In de 18e eeuw was er een groep mensen die geïnspireerd door het christendom en de verlichting de slavernij wilden afschaffen. Dit wordt het abolitionisme genoemd . Nederland was een van de laatsten die slavernij afschaften (1860-1863)