les 1 redekundig ontleden

Stillezen
wie heeft geen boek mee? 
timer
10:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijshavoLeerroute HLeerroute 2Leerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Stillezen
wie heeft geen boek mee? 
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Dit lesuur
Herhaling van wat je al weet van woordsoorten (zinsdelen benoemen)
Doel:  1) Door zinnen te ontleden kun je ze beter begrijpen. 
            2) Bij het leren van andere talen komt die kennis van pas.

Je maakt de instaptoets om je voorkennis helder te krijgen
Doel:  1) je ziet wat je al kent 
            2) je ziet wat je moet leren/beter moet kennen




Slide 2 - Tekstslide

Grammatica: zinsdelen en woordsoorten

Je maakt eerst opdracht 1 van de instapopdracht.
De theorie staat op het digibord.  

Als je klaar bent, lees je de theorie nog even goed door. Wil je nog wat veranderen? 

Als iedereen klaar is, kijken we de opdracht na mbv digibord. 


Slide 3 - Tekstslide

instaptoets
Maak de instaptoets per opdracht, je mag op het A4 schrijven.
Na elke opdracht controleer je je eigen antwoorden bij het klassikaal bespreken van de opdracht. 

De basis is het kunnen benoemen van de zinsdelen. Die moet je dan ook telkens aangeven. 

NB maak aantekeningen van de theorie (in groen)

Slide 4 - Tekstslide

Zinsdelen herkennen
Een zinsdeel is een stukje zin met een bepaalde functie. 
Als je redekundig ontleedt, benoem je ieder zinsdeel apart. 

De pv is een zinsdeel. Alles wat voor de pv staat is één zinsdeel. 

Alles wat voor de pv kan staan is één zinsdeel, als het geheel een goede zin vormt. 


Slide 5 - Tekstslide

1. Verdeel de zin in zinsdelen

Op een vakantiefoto | zie | je | de Middellandse Zee.
De vijver achter in de tuin | zit | in de lente | vol met kikkers.
Ik | hoop | dat ik morgen veel cadeaus krijg.
Het meisje in de winkel | heeft | de verkeerde trui | ingepakt.
In Finland | heeft | iedereen | een sauna.


Slide 6 - Tekstslide

Het onderwerp en de persoonsvorm herkennen
Doe de drie proeven:
  1. vraagproef →  pv staat vooraan, daarnaast het ondw
  2. getalsproef → zet de zin in ev of mv. Pv + ondw veranderen 
  3. tijdproef      → zet de zin in een andere tijd. Pv verandert


Op de volgende slide staan de antwoorden van onderdeel 2. Controleer deze met jouw antwoorden op de instaptoets.

Slide 7 - Tekstslide

2. Zinsdelen, onderwerp en persoonsvorm
De fietser | schuilt | voor de regen.
Vanmiddag | wordter | gevoetbald.
Onder de kerstboom | liggen | heel veel cadeaus.
Het licht van jouw fiets | brandt | niet, | daar | moet | je | iets | aan | doen
Boven op de kast | ligt | het boek dat ik kwijt was.



Slide 8 - Tekstslide

Het werkwoordelijk gezegde herkennen
Het werkwoordelijk gezegde of wwgez bestaat uit alle werkwoorden in een zin.

→ Staat er één werkwoord in de zin? 
Dat is dan de pv en die vormt in z'n eentje het wwgez.
→ Staan er twee of meer werkwoorden in de zin? 
De pv + alle andere werkwoorden vormen het wwgez.

Slide 9 - Tekstslide

3. Zinsdelen, werkwoordelijk gezegde
Het onverwachte ongeluk | was | goed | afgelopen
Wat | heb | je | hem | beloofd?
Ik | heb | hem | dat boek | willen | geven
Is | jouw broer | naar Zwitserland | verhuisd?
De conciërge | heeft | ons | verse koffie en thee | gebracht


Slide 10 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp herkennen
- Een zin kan een lijdend voorwerp bevatten, maar dat hoeft niet. - Een lvw komt alleen voor in een zin met een werkwoordelijk gezegde
- Als het in de zin staat, is er maximaal één lv of lvw. 

Stel de vraag wie of wat + ww gezegde + onderwerp? 
Dan is het lvw het antwoord. 





Slide 11 - Tekstslide

4. Zinsdelen, lijdend voorwerp
In de verte │ zag │ ik │ een groot schip.
Om zes uur │ wordt │ de nieuwe krant │ gebracht.
De lekkende pen │ wordt │ in de prullenbak │ gegooid.
De buurvrouw │ doet │ morgen │ boodschappen.
Geiten en schapen │ krijgen │ op de kinderboerderij │ wortels.


Slide 12 - Tekstslide

Het meewerkend voorwerp herkennen
- Een meewerkend voorwerp kan in een zin staan.
- Als het er staat, staat er maximaal één mv of mvw in de zin.

Stel de vraag: aan/voor wie + wwgez + ow + (lv)?
Dan is het mvw het antwoord. 

TIP: het voorzetsel 'aan' of 'voor' kan bijna altijd worden weggelaten of toegevoegd bij het meewerkend voorwerp.




Slide 13 - Tekstslide

5. Zinsdelen, meewerkend voorwerp
Dat | maakt | haar | niet | uit.
De dokter | heeft | aan de patiënt | medicatie | voorgeschreven.
De overtreding | kostte | de spits | een gele kaart.
De toets | heeft | haar | een onvoldoende | opgeleverd.
De winnaar | wordt | een boekenbon | aangeboden.


Slide 14 - Tekstslide

De bijwoordelijke bepaling herkennen
- Een zin kan een bijwoordelijke bepaling (bwb) bevatten, maar dat hoeft niet. 
- Er kan meer dan één bwb in een zin staan.

De bwb geeft extra informatie over een ander zinsdeel.

TIP: de bwb blijft over als je alle andere zinsdelen hebt benoemd 
TIP: de bwb is een zinsdeel dat je kunt weglaten

Slide 15 - Tekstslide

6. zinsdelen, bijwoordelijke bepaling 
Gisteren | zag | ik | hem.
Het boek | ligt | daar.
In Gouda | worden | veel bekeuringen | uitgeschreven.
Ze | staat | links.
Ik | weet | het | nu even niet.


Slide 16 - Tekstslide

HUISWERK
Wat vond je lastig? 
Lees de theorie na van wat je lastig vond: 
p. 28 - zinsdelen bepalen
p. 80  - het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp
p. 106 - het meewerkend voorwerp
p. 132 - de  bijwoordelijke bepaling



Slide 17 - Tekstslide