les 5 redekundig ontleden

STILLEZEN
pak je leesboek erbij
timer
10:00
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

STILLEZEN
pak je leesboek erbij
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

DEZE LES
...Gaan we weer oefenen met zinsdelen aangeven en het benoemen van die zinsdelen volgens de vaste volgorde.

Dat doen we met de oefeningen van cambiumned.nl:
cambiumned.nl/oefenen/grammatica/zinsdelen

Daar staat ook de theorie vermeld. Je mag ook aan mij om uitleg vragen, of in Nieuw Nederlands kijken. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Aan het einde van deze les

- weet je waar je in Nieuw Nederlands de theorie kunt nakijken
- heb je online geoefend met zinsdelen vinden en benoemen

Slide 4 - Tekstslide

vaste volgorde
Bij het ontleden houd je een vaste volgorde aan: 

1. zinsdelen markeren
2. pv 
3. ondw
4. wwgez
5. lvw           [kan in de zin staan]
6. mwv        [kan in de zin staan]
7. bwb ('s)   [kan/kunnen in de zin staan]

Slide 5 - Tekstslide

1. zinsdelen
Een zinsdeel is een stukje zin met een bepaalde functie. Die functie benoem je., maar je begint dus met het 'hakken' van de zin in zinsdelen. 


Hoe vind je zinsdelen? 
  • De persoonsvorm is een zinsdeel
  • Alles wat vóór de pv staat is één zinsdeel.
  • Alles wat vóór de pv kan staan is ook één zinsdeel, met als voorwaarde dat de zin dan wel moet kloppen.  Het moet geen kromme zin zijn. 


Slide 6 - Tekstslide

4. wwgez
Het wwgez bestaat uit alle werkwoorden in de zin. Staat er één werkwoord in de zin? Dat is dan de pv en die vormt in z'n eentje het wwgez.

→ Let op: 
Bij scheidbare werkwoorden horen beide delen bij het wwgez:

Zij keek op (hele werkwoord: opkijken)
Mijn broer waste de borden af (hele werkwoord: afwassen)
Van cake en chips kom je kilo's aan (hele werkwoord: aankomen)

Slide 7 - Tekstslide

5. lvw en 6. mwv
Om het lijdend voorwerp te vinden stel je de vraag: 
→ wie/wat + onderwerp + gezegde? 'Zij ziet hem lopen'

Om het meewerkend voorwerp te vinden stel je de vraag:
→ aan/voor wie + onderwerp + gezegde? 'Hij geeft haar een roos' 
Kun je er aan of voor voor denken?
Als aan of voor ervoor staat, kun je dit woord dan weglaten?
Is het antwoord op deze vragen 'ja', dan is dit zinsdeel een meewerkend voorwerp.

Slide 8 - Tekstslide

7. de bwb('s)
Bij het ontleden benoem je alle zinsdelen 1x. Het is dus de bedoeling dat je alle zinsdelen 'indeelt'. Je volgt hierbij de vaste volgorde.

Heb je zinsdelen over, dan zijn dat de bijwoordelijke bepalingen. 
- ze geven vaak een plaats of tijd aan: op de kast, morgen, daar, links, vandaag.
- je kunt vragen aan de zin stellen als: waar, wanneer




Slide 9 - Tekstslide

toetsdatum

donderdag 13 januari 2022
redekundig ontleden

Slide 10 - Tekstslide