Let op: Als er een KA gevraagd wordt, geef dan wel altijd antwoord in een hele zin
Slide 2 - Tekstslide
In de 2 slides hieronder dezelfde truc. Nu voor de KA's van tijdvak 8, 9, 10 (de moderne tijd)
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Opdracht:
Leer alle Kenmerkende Aspecten van tijdvak 5 t/m 10 in de verkorte versie.
Dat hoeft natuurlijk niet allemaal in één keer. Doe tijdvak 5 op dag 1, het tijdvak 6 op dag 2, herhaal de twee tijdvakken op dag 3 en ga zo door. In een paar dagen ken je zo allemaal.
Slide 6 - Tekstslide
Sommige KA's hebben met elkaar te maken.
Zo is er een serie over hoe mensen denken.
En er is ook een serie over de contacten van Europeanen met de gebieden buiten Europa
Zie de volgende twee slides
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Als je de vorige slide goed bekeken hebt, zie je dat in elk tijdvak één Kenmerkend Aspect over de contacten buiten Europa gaat.
Dus als je een KA vergeten bent, kun je je altijd afvragen, heb ik het al over de situatie buiten Europa gehad?
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht:
Op de volgende slide staan begrippen uit tijdvak 5, 6 en 7.
Maak drie rijtjes en plaats de begrippen bij het juiste tijdvak.
In de daaropvolgende slide staat het antwoord.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Meerdere opdrachten
Op de resterende slides staan oude examenvragen over tijdvakken en kenmerkende aspecten.
Op de eerste slide de vraag en eventueel een bron.