Lessenreeks les 2

Les 2; Wat gaan we vandaag doen?
- Huiswerk bespreken (inkopen en iwo)
- Kennismaking met kosten en uitgaven


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 2; Wat gaan we vandaag doen?
- Huiswerk bespreken (inkopen en iwo)
- Kennismaking met kosten en uitgaven


Slide 1 - Tekstslide

Opdracht in je schrift
- Van de inkopen is 70% op rekening, rest contant.
- Crediteuren termijn is twee maanden.
- Verkopen zijn geheel op rekening.
- Debiteurentermijn is één maand.
- Inkoopwaarde van de omzet bedraagt 60% van de omzet
Maand
Inkopen in € incl. 21% btw
Verkopen in € incl. 21% btw
Januari
190.575
296.450
Februari
211.750
317.625
Maart
254.100
338.800
April
169.400
296.450
Mei
148.225
254.100
Juni
118.580
203.280
Opdracht 1:
Bereken de waarde van de ontvangsten van debiteuren in het tweede kwartaal.


Slide 2 - Tekstslide

Antwoord opdracht 1

Slide 3 - Open vraag

Opdracht in je schrift
- Van de inkopen is 70% op rekening, rest contant.
- Crediteuren termijn is twee maanden.
- Verkopen zijn geheel op rekening.
- Debiteurentermijn is één maand.
- Inkoopwaarde van de omzet bedraagt 60% van de omzet
Opdracht 2:
Bereken het totale bedrag dat in het tweede kwartaal aan leveranciers wordt betaald.
(contante inkopen & uitgaven aan crediteuren)

Maand
Inkopen in € incl. 21% btw
Verkopen in € incl. 21% btw
Januari
190.575
296.450
Februari
211.750
317.625
Maart
254.100
338.800
April
169.400
296.450
Mei
148.225
254.100
Juni
118.580
203.280

Slide 4 - Tekstslide

Antwoord opdracht 2

Slide 5 - Open vraag

Opdracht in je schrift
- Van de inkopen is 70% op rekening, rest contant.
- Crediteuren termijn is twee maanden.
- Verkopen zijn geheel op rekening.
- Debiteurentermijn is één maand.
- Inkoopwaarde van de omzet bedraagt 60% van de omzet
Opdracht 3:
Bereken de waarde van de omzet in het tweede kwartaal.

Maand
Inkopen in € incl. 21% btw
Verkopen in € incl. 21% btw
Januari
190.575
296.450
Februari
211.750
317.625
Maart
254.100
338.800
April
169.400
296.450
Mei
148.225
254.100
Juni
118.580
203.280

Slide 6 - Tekstslide

Antwoord opdracht 3

Slide 7 - Open vraag

Opdracht in je schrift
- Van de inkopen is 70% op rekening, rest contant.
- Crediteuren termijn is twee maanden.
- Verkopen zijn geheel op rekening.
- Debiteurentermijn is één maand.
- Inkoopwaarde van de omzet bedraagt 60% van de omzet
Opdracht 4:
Bereken de brutowinst in het tweede kwartaal.
Maand
Inkopen in € incl. 21% btw
Verkopen in € incl. 21% btw
Januari
190.575
296.450
Februari
211.750
317.625
Maart
254.100
338.800
April
169.400
296.450
Mei
148.225
254.100
Juni
118.580
203.280

Slide 8 - Tekstslide

Antwoord opdracht 4

Slide 9 - Open vraag

Opdracht in je schrift
- Van de inkopen is 70% op rekening, rest contant.
- Crediteuren termijn is twee maanden.
- Verkopen zijn geheel op rekening.
- Debiteurentermijn is één maand.
- Inkoopwaarde van de omzet bedraagt 60% van de omzet
Opdracht 1:
Bereken de waarde van de ontvangsten van debiteuren in het tweede kwartaal.

Opdracht 2:
Bereken het totale bedrag dat in het tweede kwartaal aan leveranciers wordt betaald.
(contante inkopen & uitgaven aan crediteuren)

Opdracht 3:
Bereken de waarde van de omzet in het tweede kwartaal.

Opdracht 4:
Bereken de brutowinst in het tweede kwartaal.
Maand
Inkopen in € incl. 21% btw
Verkopen in € incl. 21% btw
Januari
190.575
296.450
Februari
211.750
317.625
Maart
254.100
338.800
April
169.400
296.450
Mei
148.225
254.100
Juni
118.580
203.280

Slide 10 - Tekstslide

Een kledingwinkel starten

Slide 11 - Tekstslide

Welke kosten/uitgaven heeft een kledingwinkel?

Slide 12 - Woordweb

Kosten & Uitgaven
In spreektaal zijn kosten en uitgaven gelijk!
Mensen zeggen: Heee, hoeveel heb je aan die schoenen uitgegeven?
Maar mensen zeggen ook: Heee, wat kosten die schoenen die je aan hebt?

Voor managers en ondernemers zit hier een heel groot verschil in!!




           UITGAVEN ≠ KOSTEN

Slide 13 - Tekstslide

Kosten & Uitgaven
Uitgaven:
- Hoeveel heb ik echt uitgegeven? Oftewel hoeveel is er uit mijn kassalade of van mijn bankrekening gegaan.
- Er is altijd sprake van een actie op een tijdstip.

Kosten:
- Hoeveel had ik moeten uitgeven? 
- Er wordt een bedrag toegerekend aan een periode.

Slide 14 - Tekstslide

Kledingzaak, personeel
De kledingzaak heeft per 1 februari 2021 één personeelslid in dienst. Rolf verdient €1.750 per maand. Hij krijgt altijd de eerste week van de volgende maand betaald. 

Wat zijn de personeelskosten in februari 2021?
Oftewel: Hoeveel had de kledingzaak moeten uitgeven in februari 2021?

Wat zijn de personeelsuitgaven in februari 2021?
Oftewel: Hoeveel heeft de kledingzaak uitgeven in februari 2021?

Slide 15 - Tekstslide

Antwoord vraag 1 en 2
Gebruik een enter!

Slide 16 - Woordweb

Kledingzaak, personeel
De kledingzaak heeft per 1 februari 2021 één personeelslid in dienst. Rolf verdient €1.750 per maand. Hij krijgt altijd de eerste week van de volgende maand betaald. 

Wat zijn de personeelskosten in februari 2021?
Oftewel: Hoeveel had de kledingzaak moeten uitgeven in februari 2021?
€1.750

Wat zijn de personeelsuitgaven in februari 2021?
Oftewel: Hoeveel heeft de kledingzaak uitgeven in februari 2021?
€0

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het grote verschil?
KOSTEN
UITGAVEN

Volgende les --> hier verder mee!

Zijn er nog vragen?

Slide 18 - Tekstslide