In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom bij Nederlands!
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
In deze les:
Herhaling: eufemismen en understatements
Maken: 6. Taalgebruik 6.7 Herhaling E. Oefentoets voor de toetsweek
Starten met de fictie-opdracht (voor een cijfer)
Terugkijken
Doelen van deze les:
1. Je hebt aan het einde van de les geoefend met alle leerstof die je voor de toets in de toetsweek moet beheersen. 2. Je hebt een start gemaakt aan de fictie-opdracht en je maakt daardoor kennis met een boek.
Slide 4 - Tekstslide
Welk tegenstelling van het woord politiek is goed geschreven?
A
onpolitiek
B
verpolitiek
C
apolitiek
D
ontpolitiek
Slide 5 - Quizvraag
Selecteer de vergelijking.
A
Julian studeert hard.
B
Mohammed werkt als een paard.
C
Eleonora ziet het niet meer zitten.
D
De grond is hier kurkdroog.
Slide 6 - Quizvraag
Wat zijn samenstellingen?
Slide 7 - Tekstslide
jeugdidolen
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Samenstellingen
Als je twee of meer woorden achter elkaar plakt, maak je een samenstelling. Een voorbeeld van een samenstelling is het woord ‘badkamer’.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Wat is een understatement?
Slide 13 - Tekstslide
Understatement
Als je een (vervelende) situatie afzwakt, verkleint of als je iets op een onderkoelde manier zegt, gebruik je een understatement.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Wat zijn eufemismen?
Slide 16 - Tekstslide
Eufemismen
Je wilt over onderwerpen als dood en ziekte liever niet praten. Als je over deze onderwerpen toch iets wilt zeggen, kun je gebruikmaken van verzachtende of verbloemende woorden.