24-26/5: spelling H4

Welkom!
Pak alvast: leesboek, Nieuw Nederlands

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak alvast: leesboek, Nieuw Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Lezen
Spelling H4

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van de les
... kan je samenstellingen met en zonder tussenletters correct spellen.

Slide 3 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen
  • Als je twee woorden aan elkaar plakt, maak je een samenstelling: achter + licht = achterlicht. 
  • Soms moet je tussen die twee woorden tussenletters toevoegen: -(e)n-, -e- of -s-.
  • Maar, hoe weet je of dat wel of niet moet?

Slide 4 - Tekstslide

Een -s toevoegen
  • Als je een -s- hoort, dan schrijf je die ook:
    machtsvertoon, passagierslijst
  • Soms begint het tweede deel met een s-klank
  • Test: vervang het tweede deel door een woord dat niet met een s-klank begint. Schrijf de -s- alleen als je hem bij de vervanging hoort:
    machtsstrijd, want machtsvertoon
    passagiersschip, want passagierslijst

Slide 5 - Tekstslide

-en- toevoegen?


  •  Als het eerste deel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -en heeft, schrijf je -en- tussen de woorden:
    berenkuil, vriendendienst, muizenval

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf geen -en- (soms wel alleen -e-) in deze gevallen:
  • Het eerste deel heeft geen meervoud:
    roggebrood, benzinelucht
  • Het eerste deel verwijst naar iets waar er maar één van is:
    zonnestraal
  • Het eerste deel heeft (ook) een meervoud op -s i.p.v. op -en:
    aspergesoep of aspergensoep? ziektekiem of ziektenkiem?
  • 1 asperge, 2 asperges. 1 ziekte, 2 ziekten óf ziektes!
  • Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord: blindedarm, huilebalk
  • Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord: boordevol

Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag
  • Maak opdracht 2 t/m 4, blz. 131
  • 10-15 minuten
  • Daarna nakijken
  • Daarna klassikale opdracht

Slide 8 - Tekstslide

Noteer de goede vorm (en bedenk waarom!)
  1. beresterk of berensterk
  2. brekebeen of brekenbeen
  3. gerstebier of gerstenbier
  4. maneschijn of manenschijn
  5. secondewijzer of secondenwijzer
  6. stationchef of stationschef
  7. suikersoort of suikerssoort
  8. takkenwijf of takkewijf

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden
  1. Beresterk: het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord.
  2. Brekebeen: het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord.
  3. Gerstebier: het eerste deel heeft geen meervoud.
  4. Maneschijn: het eerste deel verwijst naar iets waar er maar één van is.
  5. Secondewijzer: het eerste deel heeft (ook) een meervoud op -s.
  6. Stationschef: vervang het tweede deel door een woord zonder s-klank.
  7. Suikersoort: vervang het tweede deel door een woord zonder s-klank.
  8. Takkewijf: het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord (figuurlijk).

Slide 10 - Tekstslide

Vooruitblik
Huiswerk: werkwoordspelling, blz. 132-133:
Lees zelf de theorie en maak weer minstens 2 vragen


Slide 11 - Tekstslide