18/4: tussenletters, aan elkaar of los

Welkom!
Pak alvast: Nieuw Nederlands

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak alvast: Nieuw Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Interviewpresentaties
Spelling:
- Tussenletters
- Aan elkaar of los

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les
... kan je samenstellingen met en zonder tussenletters correct spellen;
... kan je bepalen wanneer je woorden aan elkaar of los schrijft.

Slide 3 - Tekstslide

Samenstellingen
  • Twee woorden (of meer) aan elkaar geplakt = een samenstelling: achter + licht = achterlicht
  • Soms moet je tussen die twee woorden tussenletters toevoegen: (e)n, e of s.
  • Maar, hoe weet je of dat wel of niet moet?

Slide 4 - Tekstslide

-en toevoegen


  • Linkerdeel is een zelfstandig naamwoord dat alleen een meervoud op -en:
    berenkuil, vriendendienst, muizenval

Slide 5 - Tekstslide

Alleen een -e
  • Linkerdeel heeft geen meervoud:
    roggebrood, rijstepap
  • Linkerdeel verwijst naar iets waar er maar één van is:
    zonnestraal
  • Linkerdeel heeft (ook) een meervoud op -s i.p.v. op -en:
    aspergesoep of aspergensoep? ziektekiem of ziektenkiem?
  • 2 asperges | 2 ziekten óf ziektes!
  • Linkerdeel is geen zelfstandig naamwoord: blindedarm, huilebalk
  • Linkerdeel versterkt een bijvoeglijk naamwoord: boordevol

Slide 6 - Tekstslide

Een -s toevoegen
  • Als je een -s- hoort, dan schrijf je die ook:
    machtsvertoon, passagierslijst
  • Soms begint het tweede deel met een s-klank
  • Test: vervang het tweede deel door een woord dat niet met een s-klank begint. Schrijf de -s- alleen als je hem bij de vervanging hoort:
    machtsstrijd, want machtsvertoon
    passagiersschip, want passagierslijst

Slide 7 - Tekstslide

Aan elkaar of los
  • Samenstellingen hebben één klemtoon:
    vakantiegeld, erdoorheen, fietsventieldopje

Slide 8 - Tekstslide

Aan elkaar
  • Twee of meer woorden
  • Er, hier, daar, waar + voorzetsel
  • Getallen met honderd of duizend 
  • Veel samengestelde werkwoorden
  • Veel samengestelde bn's met een deelwoord als tweede deel 

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag
  • Maak opdracht 1 t/m 3, blz. 256-257
  • Maak opdracht 1 t/m 4, blz. 258-259
  • Zelf nakijken (antwoorden classroom)

Slide 10 - Tekstslide

Vooruitblik
  • Huiswerk dinsdag 23/4: opdr. 1 t/m 3, blz. 256-257, opdr. 1 t/m 4, blz. 258-259
  • Volgende les: werkwoordspelling §12 en §14 + alles herhalen
  • Donderdag 25 april: so! 
  • Brugklasstof 7.1 staat in classroom


Slide 11 - Tekstslide

Noteer de goede vorm (en bedenk waarom!)
  1. beresterk of berensterk
  2. brekebeen of brekenbeen
  3. gerstebier of gerstenbier
  4. maneschijn of manenschijn
  5. secondewijzer of secondenwijzer
  6. stationchef of stationschef
  7. suikersoort of suikerssoort
  8. takkenwijf of takkewijf

Slide 12 - Tekstslide

Antwoorden
  1. Beresterk: het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord.
  2. Brekebeen: het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord.
  3. Gerstebier: het eerste deel heeft geen meervoud.
  4. Maneschijn: het eerste deel verwijst naar iets waar er maar één van is.
  5. Secondewijzer: het eerste deel heeft (ook) een meervoud op -s.
  6. Stationschef: vervang het tweede deel door een woord zonder s-klank.
  7. Suikersoort: vervang het tweede deel door een woord zonder s-klank.
  8. Takkewijf: het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord (figuurlijk).

Slide 13 - Tekstslide