11.1 Fossiele brandstoffen

11.1 Fossiele brandstoffen
NASK 1
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

11.1 Fossiele brandstoffen
NASK 1

Slide 1 - Tekstslide

11.1 Fossiele brandstoffen

Slide 2 - Tekstslide

11.1 Fossiele brandstoffen
Dit is ondertussen geschiedenis

Slide 3 - Tekstslide

11.1 Fossiele brandstoffen

Slide 4 - Tekstslide

11.1 Fossiele brandstoffen
t

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

11.1 Fossiele brandstoffen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Kunnen fossiele brandstoffen opraken?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Fossiele brandstoffen
A
dragen bij aan een versterkt broeikaseffect
B
dragen bij aan het broeikaseffect

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn fossiele brandstoffen?
A
uranium-kolen-olie
B
gas -zon- olie
C
gas- zon- kolen
D
gas- olie- kolen

Slide 14 - Quizvraag

Fossiele brandstoffen zijn brandstoffen die:
A
in blik zitten, als je ze koopt.
B
nog miljoenen eeuwen op aarde gebruikt kunnen worden.
C
ontstaan zijn uit de resten van planten en dieren.
D
door de vroegere jagersvolken gebruikt werden om het vlees gaar te maken.

Slide 15 - Quizvraag

aardolie

Slide 16 - Tekstslide

  • dus moleculen die in ieder geval C- en H- atomen bevatten
  • bij volledige verbranding hiervan ontstaat dus altijd  CO2(g) en H2O(l)  
  •  aardolie is een mengsel van heel veel verschillende verbindingen
aardolie = fossiele brandstof en bestaat dus voor grootste deel uit koolwaterstofverbindingen

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

11.1 Fossiele brandstoffen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Rekenen met energie

Slide 25 - Tekstslide

De formule E = P x t kun je omvormen naar:
A
t=EP
B
P=tE

Slide 26 - Quizvraag

In de formule E=P x t staat de letter P voor ....? En wat is de eenheid van P?
A
Energie en kWh
B
Spanning en V
C
Vermogen en kWh
D
Vermogen en W

Slide 27 - Quizvraag

E = P x t

Zet P vooraan
A
P = t / E
B
P = E / t
C
P = E x t
D
Weet ik niet

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de eenheid van vermogen in de formule E=P x t
A
W
B
kW
C
P
D
E

Slide 29 - Quizvraag

Bereken de elektrische energie van een apparaat die 5 W gebruikt en 30 minuten aan staat
A
E = P x t = 5 x (30x3,6) = 5 x 108 = 540 J
B
E = P x t = 5 x 30 = 150 J
C
E = P x t = 5 x (30x3600) = 5 x 108000 = 540000 J
D
E = P x t = 5 x (30x60) = 9000 J

Slide 30 - Quizvraag